tegen menschenregt en menschenwaarde, ter zake van onderscheidene daarbij aangevoerde mishandelingen, werd betigt en beschuldigd. Toen dit gedaan was, werd van hem geëischt, dat hij zich hierop zoude verdedigen. Downie hield het voor het best, daar hij nu toch in hunne magt was, om, zoo als het spreekwoord zegt, met de wolven te huilen. Hij stemde in hunnen toon, en poogde zijne onschuld te bewijzen.
Hierna ging men verder. De getuigen kwamen voor, en bezwoeren de feiten, waarmede hij bezwaard werd. De Advocaat van den beschuldigden sprak met niet weinig bekwaamheid; hij zocht de punten van aanklagt te ontzenuwen, of ten minste die merkelijk te verzwakken; daarbij werden eenige wettelijke bepalingen aangehaald. Hoe welsprekend ook, was dit echter niet in staat, de aanklagt weg te redeneren, en de aangevoerde artikelen van wet verwierp de Regtbank, als niet toepasselijk op deze zaak. Het vonnis werd uitgesproken. Downie zou, verzeld van een' Priester, naar de geregtsplaats worden gevoerd, en, na een gebed voor het heil zijner ziel, door beulshanden worden onthoofd. Op staande voet werd hij uit de Geregtszaal geleid. Door een' donkeren gang kwam hij in een vertrek, bij welks aanblik hij zich niet geheel vrij van sidderen gevoelde. De deur werd achter hem toegesloten, en hij bleef gebonden in handen zijner vijanden. De kamer was met zwart laken behangen, en op den vloer waren planken gelegd van dezelfde kleur. Aan het einde stond een blok; daarbij een hoop zand, bestemd om het bloed op te nemen van den zoo even gevonnisden. Aan elke zijde van het blok stond een gemaskerd persoon; de eene hield een licht in de hand, en de andere eene groote bijl, welker scherpte telkens aan den vinger werd onderzocht. Downie moest nederknielen. Eerst weigerde hij. Toen men hem echter zeide, dat hij slechts weinige oogenblikken te leven had, gehoorzaamde hij. Nu begon de Priester. Met luide stem werd er een gebed gedaan. Downie sidderde hevig; zijn ligchaam was in eene stuipachtige beweging. Toen het gebed geëindigd was, hielp men den misdadiger wederom op, trok hem eene muts over de oogen, ontblootte zijn' hals, legde zijn hoofd op het blok, en verwittigde hem, dat, zoo ras een der aanwezigen 70 zou hebben geteld, zijn hoofd onder de bijl zou vallen. Het was doodstil. Langzaam, ernstig en plegtig telde eene stem;
twee minuten werden daartoe vereischt.