Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1831

Op het bezigen der brandspuit tegen oproermakers.

Terwijl, in 't Jaar der Gratie, held chassé,

Antwerpens Donderaar, bij Scheldes reê,

Den bliksem noô terughoudt in zijn vingren,
Belust dien op bandieten neêr te slingren,

Houdt Frankrijk naauw zijn muitersrot in toom,

Dat, met de kracht van ongetemden stoom,

En regt en orde en wet tracht te ondermijnen.
Wat raad, om 't helsch gespuis te doen verdwijnen?

De vogel is het schot niet waard: de spuit

Bekoelt hun drift, en blaast hun 't licht niet uit.

Probatum est. - Ach! wierd bij 't schuim der Belgen
De brand alzoo gebluscht; uit was 't verdelgen;

De spuit verving 't geweer; 't kommando: vuur!

Wierd: water! - kamp en fort en schans en muur

Zoo wel, als beemd en bosch en veld en weiden,
't Hief all' den lofzang aan voor - van der Heiden!^(*)

Mei, 1831.

(*) Algemeen bekend als den Uitvinder der Slangbrandspuit.