Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1831


Bij het uitzeilen van het handelsfregat Zuidholland, langs het nieuwe Voornsche kanaal, naar Batavia. Krul, Maas! krul fier uw golvend nat, Uw Stroomnimf zing' verblijd, Nu gij de nieuwe kiel omvat, En met uw vocht den boôm bespat, Aan uw gewest gewijd. Daar glijdt hij langs uw waterbaan En spreidt zijn vleug'len uit, En 't strand, waarlangs uw golven slaan, Ziet hem met vreugde en wellust aan, Bij 't kabb'lend stroomgeluid. Voer, voer hem, langs het nieuwe pad, Dat Nassau's gunst ons gaf, Met al wat hij in zich bevat, - 't Is u betrouwd door Rotte's stad, - Naar 't schuimend zeenat af.
[pagina 392]
En klief langs breeder waterbaan, Zuidholland, fier en stout, Het bruisend nat van d'Oceaan, En breng op Java's bodem aan Den schat, u toebetrouwd. En bied aan d'Ooster-Indiaan Den groet van 't oude land; Dat Holland, dat steeds pal bleef staan, En deed, wat om hem mogt vergaan, Zijn woord en trouw gestand. En keer met d'Ooster-handelschat, - Uw vaart zij vrij en vlug! - Langs 't eigen dart'lend oevernat, Naar Rotte's nijv're koopmansstad, Behouden reis, terug. En schoon de Nederlandsche vlag Thans nog uw' bodem siert, Dan waaij' zij in een' heller dag, En zij alleen als Hollands vlag Geëerbiedigd en gevierd. Dan, dan eerst is de handel vrij, Door geen verbond gestuit; Dan juicht en wuift en Maas en IJ, En 't oud Gemeenebest, meer blij, Zingt zijn Wilhelmus luid. Rotterdam, 3 Dec. 1830. h. kuyper, gz.