Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1831(1831)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 348] [p. 348] Aan J.H. Burlage, jur. utr. cand., brigadier vrijwilliger bij het regement lanciers no. 10. Vriend! wien in den reinen boezem Warm het Hollandsch harte slaat; Gij, die tegen Aterlingen Als een Ajax over staat. Uwe woorden mogten tuigen: ‘'k Voel de zwaarte van mijn' pligt;’ Uwe daden roepen luide: ‘Hollands moed volbrengt dien ligt!’ Ja, mijn vriend! uit Pallas' tempel Riep u 't veege Vaderland; - Moedig geeft Minerva's leerling Aan den Krijgsgod zijne hand. Bij het mij nog dierbaar afscheid Was uw hart te zeer bekneld: - Woorden niet, een enkle handdruk; - 't Was de handdruk van een' held. Handdruk, die mijn borst deed zwellen, En mij drong door merg en been. Spreken wilde ik; maar geen woorden ... 'k Stamelde, en mijn vriend verdween. Lang nog stond ik vastgenageld, Zocht u nog mijn pinkend oog, Tot een traan het kwam verduistren, Of een floers er over toog. 'k Zuchtte: ‘Ook mij klopt in den boezem 't Harte rein voor Vorst en land; Maar zijn spoor mag ik niet volgen: Mij weêrhoudt een stalen band.’ Strijd dan, vriend; o, strijd dan moedig! Schoon ik u niet volgen mag, Mijne wenschen, mijne beden Zijn steeds met u, dag aan dag. [pagina 349] [p. 349] En wanneer ge, bij den vrede, Keert in 't dankbaar Vaderland, O, dan druk ook ik erkentlijk U de trouwe heldenhand! Utrecht, Febr. 1831. f.b. adèr. Vorige Volgende