Men mag dit volksfeest inderdaad nationaal noemen. Armoede, morsigheid en verdoovend geraas waren even groot, als de lustige vrolijkheid, waarmede de minst kostbare vermaken genoten werden. Ik zag onder luid getier spijzen en dranken binnenslaan, die mij onwillekeurig deden omkeeren, daar het gezigt alleen mij walging veroorzaakte. Wegens de hitte en het stof, het gedrang en den stank, kon ik het hier niet langer uithouden. Dit scheen echter de bezoekers niet te hinderen. Eene menigte kramen was opgeslagen; maar de meeste hadden, even als de kermisgasten, een armoedig voorkomen. Eenige praalden met een kruis; andere hadden een' stok, met een' bonten lap er aan vast, uitsteken; zelfs was er een, die eene doode, halfverrotte kat boven op zoodanigen stok had steken. Hansworsten van de gemeenste soort dreven tusschenbeiden op theaters van ruwe planken en in versletene bonte kleeding hunne sobere kostwinning, in de verstikkende hitte op eene geweldige wijze wonderlijke sprongen en allerlei zotte potsen makende, zoo veel hunne krachten toelieten. Een derde gedeelte van het volk lag op den grond, of slingerde dronken rond; anderen zaten, schreeuwden of vochten. De meisjes reden menigvuldig, twee of drie op éénen ezel zittende, rond, baanden zich met moeite eenen weg door het gedrang, rookten daarbij op bevallige wijze hare cigaren, en schenen alzoo de vrijers te willen uitlokken. Op het allerbelagchelijkst vertoonden zich twee bedelaars te paard, hoedanig schouwspel ik alleen te Rio della Plata gemeend had te kunnen vinden. Het paard, waarop zij zonder zadel zaten, en dat zij met een dun touwtje bestuurden, scheen door zijn ellendig voorkomen met hen mede te willen bedelen. - In menig opzigt is dit volk nog met Wilden te vergelijken. Het algemeene gebrek aan behoorlijke kleeding bij den gemeenen man, zelfs op feestdag en kermis; hunne geweldige neiging tot den brandewijn, zoo lang zij slechts een' penning in den zak
hebben; hunne woeste, elk oogenblik uitbarstende twisten en regelmatige nationale vechtpartijen met den schileila (een moorddadig wapen, bestaande in eenen stok, dien ieder onder zijne lompen verborgen houdt, aan welk gevecht dikwijls honderden plotseling deel nemen, tot dat er eenigen van hen gewond, ja dood nedervallen); het verschrikkelijk geschreeuw, dat zij aanheffen bij die gelegenheden; de wraakzucht, waarmede eene beleediging jaren lang door eene gansche ge-