koude land, digter en langer haar, en de roskam wordt er nooit gebruikt. Wanneer de paarden, bij vriezend weder, door sterk jagen verhit zijn geworden, ziet men pegeltjes aan elk haar, en ijskegels ter lengte van twee of drie duim aan de neusgaten hangen.
Het reizen over het meer Champlain is altijd gevaarlijk. Dikwerf gebeurt het, dat slede, paarden en menschen te zamen door het ijs vallen, waar het water eene diepte van honderden voeten heeft. En men bemerkt het gevaar niet, vóór dat de paarden er door schieten en de slede met zich rukken. Het is echter een geluk, dat de zwakke plaatsen slechts eene kleine uitgebreidheid hebben. De reiziger springt terstond van de slede, en dan vindt hij gewoonlijk het ijs sterk genoeg, om hem te dragen, ofschoon het tegen de zwaarte van het paard niet bestand is. Men trekt deze dieren op eene zeer zonderlinge wijze uit het water: men haalt hun, namelijk, met een touw de keel digt, om hun het leven te redden. Als de paarden door het ijs vallen, (men heeft er gewoonlijk twee voor eene slede) zouden zij door spartelen alles bederven, en eindelijk zinken; doch, daar zij altijd een touw met een' ruimen strik om den hals hebben, springen menner en reizigers oogenblikkelijk, als het ijs breekt, uit de slede, en, het einde van het touw grijpende, trekken zij uit al hunne magt toe, zoodat het dier binnen weinige minuten geen adem meer halen kan; zoodra dit gelukt is, rijst het hooger in het water, drijft op de eene zijde, en wordt op het sterke ijs gesleept; dan maakt men den strik om den hals los, de ademhaling keert weder, en weldra rigt het paard zich op, en is zoo vlug als te voren. Men zegt, dat deze bewerking wel eens twee of drie malen op éénen dag aan hetzelfde paard geschiedt. De inwoners van Kanada vertellen, dat paarden, welke dikwerf op het meer komen, aan die behandeling zoo gewoon worden, dat zij er niets van weten. Maar, hoewel het meermalen gebeurt, de poging gelukt echter niet altijd; soms gaan slede en paarden met elkander naar den afgrond, wanneer men niet genoeg bij de hand is.
Eene andere bijzonderheid, de Kanadasche paarden betreffende, is derzelver trek naar visch. De visch, die aldus gegeten wordt, gelijkt, schoon niet in grootte, naar kabeljaauw, en is van vier tot negen duim lang; de Engelschen noemen denzelven tommy cod. Om dien te vangen, kapt