| |
Iets, rakende den vermaarden vioolspeler Paganini en deszelfs geheim.
(Uit nicolo paganini, sa Vie, sa Personne &c. par g.e. anders. Paris, 1831.)
De kunst van vioolspelen scheen in onze dagen tot een' trap van volkomenheid te zijn opgevoerd, bezwaarlijk nog te overtreffen door den bekwaamsten en stoutsten kunstenaar. De rode's, de lafont's, de bériot's, de baillot's [en wij, Nederlanders, mogen er met nationalen trots bijvoegen, de kleine's, van bree's en anderen] hadden geene mededingers te schromen. En evenwel is er een man opgetreden, een oorspronkelijk, zeldzaam Genie, die, het gebaande spoor versmadende, zich in het
| |
| |
onbekende waagt, en, als 't ware, Model wordt van zichzelven. De muzikale wereld heeft nieuwe, verwonderlijke toonen gehoord, het scheppend vernuft erkend, en alle stemmen vereenigen zich in denzelfden uitroep van bewondering: ‘Er is slechts één paganini!’
Italië heeft dit wonder gebaard. Te Genua werd paganini van onbemiddelde ouders, op den 18 Febr. 1784, geboren. Zijn vader, Makelaar, beminde met geestdrift de muzijk, en speelde zelf de mandoline; maar de lessen, die hij zijnen zoon gaf, waren alles behalve vaderlijk. Bij de geringste fout of de kleinste onachtzaamheid was droog brood zijn deel. Deze herhaalde strafoefeningen waren even min gepast voor zijn teeder gestel, als zijne vroegtijdige ontwikkeling dezelve behoefde. Zijne eerste proeven getuigden reeds van eene onweêrstaanbare, aangeborene neiging, om nieuwe en gewaagde akkoorden voort te brengen, wier denkbeeld zelfs bij meesters in de kunst niet was opgekomen. Een voorspellende droom zijner moeder besliste zijne geestdrift voor de viool: ‘Gij zult een groot Muzikant worden, mijn zoon!’ zeide zij eens tot hem: ‘Ik heb dezen nacht eene verschijning gehad: een Engel is mij verschenen, en heeft mij de vervulling van eenen wensch, te mijner keuze, toegezegd. Ik bad hem, u tot den eersten der vioolspelers te maken, en de Engel heeft mij zulks beloofd.’ Hetzij de vurige verbeelding eener Italiaansche vrouwe hier tot grondslag ligge, hetzij moederlijke list den droom uitdacht, om den zoon op te winden, vast gaat het, dat deze voorzegging op den jongen paganini diepen indruk maakte, en dat hij aan het verwezenlijken derzelve van nu af aan al zijne krachten, ja heel zijn leven toewijdde.
Op zijn achtste jaar speelde hij reeds driemaal ter weke in de kerk, liet zich in Concertzalen hooren, en zelfs vóór dien tijd schreef hij eene sonaat, die echter met ander kinderlijk werk is verloren geraakt. Negen jaren oud zijnde, verzocht de vermaarde Kastraat marchesi den vader, zijnen zoon te vergunnen, op een Concert te zijnen voordeele zich te doen hooren, met wederkeerige toezegging van zijne medehulp bij het eerste Concert des jongen kunstenaars. Hier speelde paganini variaties van het republikeinsche air, de Carmagnole.
Met zijnen eersten leermeester, costa, kon hij zich niet
| |
| |
vereenigen; vingers en strijkstok gehoorzaamden zijnen eigen' wil alleen. De beroemde rolla, te Parma, zou dezen vervangen. Hij hield om ongesteldheid het bed, toen paganini door zijnen vader aan hem zou worden voorgesteld. In een vertrek nabij de slaapkamer gebragt, lag daar, op de tasel, nevens eene viool, de jongste compositie diens meesters. De zoon begreep terstond des vaders wenk, greep het instrument, en speelde, op het eerste gezigt af, het concert, met eene juistheid en vaardigheid, dat rolla, verbaasd, zich oprigtte, en vroeg, welk meester hem dus kwam verrassen. ‘'t Is een kind, dat speelt,’ was het antwoord. Rolla wilde het niet gelooven; maar, zich overtuigd hebbende, zeide hij tot den vader: ‘Ik kan uwen zoon niets leeren; ga naar paër: bij mij zou het slechts tijdverlies voor hem zijn.’ Paër verwees hem tot giretti; deze gaf hem zes maanden les in het contrapunt, en 24 fuga's, in dat tijdsbestek vervaardigd, getuigen van de wijze, waarop hij zich dien korten leertijd ten nutte maakte.
Na eene kunstreize door de voornaamste steden van Lombardije, keerden vader en zoon weder naar Genua. De laatste, wars van het gestrenge vaderlijk opzigt, onttrok zich nu, in veertienjarigen leeftijd, op geene zeer voegzame wijze, aan hetzelve; maar eerst 20 jaren later, in 1818, ving hij zijnen zwervenden togt door Europa aan. Zonder leidsman, geheel aan zichzelven overgelaten, struikelde en viel hij menigwerf, knoopte jammerlijke verbindtenissen, geraakte in handen van valsche spelers, even afgerigt op de kaart als hij op de viool, en verloor meermalen op éénen avond al de vrucht van verscheidene Concerten. Doch zijn verbazend talent herstelde telkens zijne verspilde fortuin, en rijke geschenken vloeiden hem toe. Te Livorno b.v. leende een voornaam liefhebber, livron, hem zijne kostbare viool, en, toen hij hem het instrument wilde teruggeven, zeide deze tot hem: ‘Ik zal mij wel wachten, de snaren te ontwijden, door uwe vingeren aangeraakt: mijne viool is de uwe.’ Een schilder te Parma, pasini, bood hem eene andere aan, zeggende: ‘Zij is de uwe, zoo de uitvoering van dit allermoeijelijkst concert’ - hem eene zware compositie aanbiedende, die hem niet bekend kon zijn - ‘hetzelve evenare.’ De uitslag overtrof de stoutste verwachting.
Te Lucca als Orchestmeester aangesteld, beproefde hij voor het eerst, geheele muzijkstukken te spelen op ééne
| |
| |
enkele snaar (de sol). Ten gevalle eener minnares aan het Hof van Prinses elisa, vervaardigde paganini zijne Scène amoureuse. Met eene viool met slechts twee snaren optredende, wier eene de gewaarwordingen eener maagd, wier andere die des wanhopigen minnaars moest uitdrukken, wist hij eene soort van verliefde zamenspraak daar te stellen, waarin de smeltendste toonen der liefde werden afgewisseld door de hevigste driftvervoeringen der jaloezije. Dit tafereel eindigt met eene verzoening, en de twee hereenigde gelieven voeren nu, als 't ware, een pas de deux uit, dat de verrukkendste werking doet. - Na het eindigen van dit stuk, sprak Prinses elisa tot hem: ‘Gij hebt het onmogelijke op twee snaren verrigt; zou ééne enkele niet voldoende zijn voor uw talent?’ Deze ongemeene vraag kittelde zijne eigenliefde, en eenige weken daarna componeerde hij voor de vierde snaar eene sonaat, aan welke hij den naam gaf van Napoleon, en die fortuin maakte; ‘en naardien,’ zegt hij zelf, ‘de dag van gisteren altijd iets mededeelt aan dien van heden, heb ik die vaardigheid verworven, waarover men zich te onregte zoo zeer verwondert.’
Te Milaan werd hij door den vermaarden lafont uitgedaagd tot een' wedstrijd. Paganini liet zijner partij de keuze der stukken over. Eerst speelden zij gezamenlijk een concert van kreutzer, en daarop lafont zijne variaties op een Russisch thema, waarna paganini de zijne op les Sorcières uitvoerde. Beider spel werd algemeen toegejuicht; maar, terwijl men regt deed aan den eersten, van wege fraaiheid van toon en juistheid, was men het eens, dat, wat het sterk spelen aangaat, de laatste zijns gelijken niet heeft.
De tien volgende jaren werden besteed aan kunstreizen. Paganini kan niet rusten; elk jaar moet hij voor 't minst ééns van woonplaats veranderen. In 1818 te Turin, in 1819 te Florence en Napels, in 1821 te Rome, in 1822 weder te Milaan, vroeg hem te laatstgemelder plaatse een zijner bewonderaars, of hij, gedurende zijn afzijn, vorderingen had gemaakt. ‘Dat schikt wel,’ was zijn antwoord; ‘ik kan tegenwoordig het orchest ontberen.’ En inderdaad, hij accompagneert zichzelven: de melodie door een pizzicato doende vergezeld gaan, paart hij beurtelings den toon der harp aan dien der viool of wel dien van twee verschillende instrumenten.
| |
| |
In 1825 of 1826 werd hem te Palermo, in onecht, een zoon geboren; doch, in weerwil van zijne ingenomenheid met den kleinen achillino, verstootte hij de moeder, zoo men wil van wege haar grillig en kwaad humeur. In 1827 kreeg hij van Paus leo XII de ridderorde van de gouden spoor; eene onderscheiding, ook aan gluck en mozart verleend. Prins metternich, hem aldaar gehoord hebbende, lokte hem naar Weenen. Hoewel de Faam hem vooruitgereisd was, overtrof hij ook dáár de stoutste verwachting. De eerste kunstenaars, gelijk mayseder en anderen, deze onnavolgbare toovertoonen hoorende, stonden verbaasd; terwijl het werktuigelijke der uitvoering hun desgelijks een onoplosbaar vraagstuk toescheen. Dit was mede het geval in alle andere steden van Duitschland. Te Weenen steeg de bewondering tot een bespottelijk uiterste. Niet alleen huldigde de Mode zijnen naam in kapsel en kleedij, maar de lekkerbekken schonken dien aan hunne geregten; zijn borstbeeld in boter en gekristalliseerde suiker werd overal met wellust door zijne bewonderaars genuttigd! Het biljart vond een coup uit à la Paganini, hoewel de maestro dat spel, welks behandeling onbestaanbaar geacht wordt met die van den strijkstok, niet verstond. Op snuifdoozen, cigaarkokers, rottingknoppen vermenigvulde men zijn afbeeldsel, al of niet gelijkende. Eene medalje werd zelfs te zijner eere geslagen. De stadsregering vereerde hem de groote medalje van San Salvator, en de Keizer den titel van Virtuoos zijner Kapel.
In 1829 bezocht paganini Praag, Dresden, Berlijn en Warschau, en overal oogstte hij dezelfde bewondering. Over Frankfort en Straatsburg kwam hij te Parijs, waar hem thans een onthaal bejegent, dat van Weenen evenarende.
Wat zijn' persoon betreft, deze beantwoordt geenszins aan het ideaal, hetwelk eene opgewondene verbeelding zich gemeenlijk van eenen kunstenaar vormt. Het is een lang, bleek, mager man, zeer onachtzaam gekleed, ziekelijk in zijn voorkomen, met een' doordringenden, schuwen blik, zwart haar, onordelijk nederhangende, en zijne doodsche, gele kleur door het gitzwarte verhoogende; op zijne holle wangen, in zijne sombere oogen, slechts nu en dan door eene schittering van geestdrift verhelderd, in zijne gansche pijnlijke gelaatsuitdrukking teekent zich diepe zwaarmoedigheid. Bij het aanschouwen van den zwakken, lijdenden man ver- | |
| |
baast zijn bestendig gespierd spel nog meer, en bewijst, hoe eene hoog opgewondene ziel het ligchaam ten slaaf weet te maken. ‘Wanneer ik speel,’ zegt hij zelf, ‘verander ik van natuur!’ Inderdaad, zoodra zijne vingers de snaren aanraken, schijnt hij eensklaps, als 't ware, van eene goddelijke vonk getroffen, die hem doordringt, electriseert, en aan zijnen geest het hemelsch vuur mededeelt. Maar deze aanblazing, welke hem te Straatsburg, te midden van zijn spel, een zenuwtoeval berokkende, betaalt hij steeds met eene koortsachtige uitputting, en eene lange slapeloosheid doet hem alsdan voor het genot des oogenbliks boeten. Zijn geheugen staat hem evenzeer, als zijne andere talenten, ten dienste, en hij speelt zijne eigene compositie altijd zonder een blad muzijk voor zich. Zijn zelfvertrouwen, of liever zijne kunst, is zoo groot, dat hij meermalen op zijne aanplakbiljetten eene soort van uitdaging deed, om elk muzijkstuk, dat men hem mogt willen voorleggen, voor de vuist te spelen. Legt men hem de muzijk het onderstboven op den lessenaar, dit hindert hem geenszins in de even juiste als vaardige uitvoering. Zelden oefent hij zich; hij stemt, even vóór de uitvoering, slechts zijne viool; en het is daarmede geenszins gelegen als met den vermaarden lulli,
die zich vrij wat daarop liet voorstaan, dat hij niet, gelijk zijne confraters, repetitiën of oesening noodig had, en wien men inderdaad nooit op zijne kamer hoorde speelen; tot dat het toeval eindelijk deed ontdekken, dat hij zijn' strijkstok met zeep in stede van hars bestreek, en door dezen kunstgreep zijne eigenliefde had gestreeld, zich het air gevende van een Natuurgenie te zijn.
Na aldus den man te hebben doen kennen, blijft ons nog overig, den aard van zijn talent te kenschetsen, en te pogen, zijn geheim te ontraadselen. Maar het laatste is door de grootste muzijkkenners vruchteloos beproesd, en, zoo lang paganini niet goedvindt ons tot hetzelve in te wijden, moeten wij ons te dezen met gissen behelpen. En wat het eerste betreft, men moet hem hooren, om er over te oordeelen, en één Concert van hem leert ons te dien opzigte meer, dan alwat wij deswege uit de werken, die tot dusverre hierin ons ten gids verstrekten, kunnen ontleenen.
Paganini behoort tot geene der scholen. Schepper eener oorspronkelijke manier, zal hij misschien altijd éénig en on- | |
| |
navolgbaar blijven. Onder zijne hand veranderen, als 't ware, de vioolsnaren van natuur; hij deed ons, vóór hem onbekende, toonen hooren, en speelt met bezwaren, die tot duslange onoverwinbaar schenen. Vraagt men hem, van welke middelen hij zich bediend hebbe, om tot die hooge volkomenheid te geraken, hij antwoordt droogjes: ‘Elk heeft zijne kleine geheimen.’ En het is blijkbaar, dat hij iets verborgen houdt. Het openhartigst liet hij zich te dezen uit tot den Heer schottky, die er ons het navolgende van verhaalde: ‘Paganini verklaarde mij, dat hij eenmaal, aan het einde zijner muzikale loopbaan gekomen, aan het publiek een geheim zal openbaren, waaraan nog geene muzijkschool heeft gedacht, en van zulk eenen aard, dat een jongeling, door middel van hetzelve, in drie jaren tijds, tot denzelfden trap van volkomenheid kan geraken als hij, die, langs den gewonen weg, tien jaren verliest in dagelijksche oefeningen. Bij geuiten twijfel deswege herhaalt hij steeds, op den toon der opregtste overtuiging: ‘Ik heb niets gezegd, dat zweer ik u, dan hetgeen waar is; en ik geef u volle vrijheid, mijne belofte openbaar te maken. Één persoon slechts, de Heer gaetano ciaudelli, te Napels, is bewaarder van mijn geheim. Sinds lang speelde hij, zeer middelmatig, de violoncel, en werd algemeen voor een zeer gewoon muzikant gehouden. Een levendig belang in den jongeling stellende, besloot ik, hem mijne ontdekking mede te deelen. Na verloop van drie dagen deed zich in hem reeds eene groote verandering bespeuren, en thans verrukt hij zijne toehoorders door de zuiverste en smeltendste toonen.’ - Meermalen maakte de groote kunstenaar gewag van den zoon eens Genuéschen
handelaars, met name camillo sivori. ‘Deze jongeling,’ dus verhaalde hij zelf, ‘had nog naauwelijks zeven jaren bereikt, toen ik hem in de beginselen der toonkunst onderwees. Na verloop van drie dagen speelde hij reeds eenige ligte muzijkstukken, zoodat elk uitriep: “Paganini heeft een wonder verrigt!” Na nog veertien dagen liet hij zich in het openbaar hooren. Ik moet hier echter bijvoegen, dat de bijzondere volkomenheid van zijnen muzikalen zin de lessen, welke ik hem gaf, niet weinig verligtte. Overigens, wanneer mijn geheim bekend zal zijn, zullen de kunstenaars den aard der viool dieper leeren bestuderen, als zijnde dit instrument honderdmaal rijker, dan men gewoonlijk denkt. Mijne ontdekking ben ik geens- | |
| |
zins aan het toeval, maar aan ernstige nasporingen verschuldigd. Eenmaal zal men tot mijn stelsel van oefening geraken. De tegenwoordige leerwijze, meer geschikt om de leerlingen te verwarren dan voort te helpen, zal voor de mijne plaats maken, die slechts eene bestendige oefening van 5 à 6 uren daags vordert. Het is eene grove dwaling, het geheim te zoeken in mijne wijze van de viool te stemmen, of in mijne behandeling van den strijkstok. Er behoort vernuft toe, om van mijn geheim partij te trekken.’
Zal nu, dat groot geheim eenmaal opgeklaard zijnde, een aantal kweekelingen verrijzen, die met hunnen meester zullen wedijveren, of welligt bestemd zijn hem te overtreffen? Zou het mogelijk zijn, het in het werktuigelijke nog verder te brengen? Ziedaar vragen, die wij ons niet zullen vermeten te beslissen! Er was geen tijdperk, waarin zekere kunstenaars niet werden opgehemeld als onnavolgbare meesters; er was geene eeuw, die niet in hare voornaamste Virtuosen de volmaaktheid meende te zien; maar steeds hebben volgende eeuwen de grenzen der kunst verder uitgebreid. De meest gegronde bewondering van tijdgenooten geregtigt geenszins, toekomstige werken, als 't ware, bij voorraad te veroordeelen. Perken te stellen aan het menschelijk vermogen, wat is dat anders, dan de natuur der kunst miskennen, wier gebied onbepaald, ja oneindig is?
|
|