Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1831
(1831)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Brandewijn.De Rus heeft verscheidene, deels zeer gezonde dranken; maar de gevaarlijke brandewijn krijgt, helaas! te veel de overhand. Dezelve is, wegens het menigvuldig gebruik, een alleenhandel van de kroon en zeer duur; dit houdt echter niemand terug, om zijne laatste kopeke uit te geven, ten einde zich een zoo verderfelijk genot te verschaffen. De gewone Russische brandewijn wordt uit koren gestookt, even als in Duitschland; maar in de zuidelijke streken, bijzonder aan de Kaspische zee, vervaardigt men dien uit wijn, om in groote hoeveelheid te verzenden naar het noorden, alwaar de inwoners denzelven in plaats van arak hij de thee gebruiken. De voornamere Russen versmaden den eigenlijken korenbrandewijn, als eenen drank van den gemeenen man, maar zijn in het gebruik van fijnere likeuren niet veel matiger, ofschoon men thans in fatsoenlijke gezelschappen het nooit tot dronkenschap laat komen, die als eene ondeugd van de heffe des volks veracht wordt. Evenwel neemt de hoogere zoo wel, als de middelstand en de geringere klassen, altijd vóór het middagmaal hunnen borrel, die meestal uit brande- | |
[pagina 329]
| |
wijn bestaat. Ik houd het daarvoor, dat deze drank, bijzonder wanneer dezelve dikwijls en in overmaat gebruikt wordt, een volk naar ligchaam en geest benadeelt, gelijk men bij de door dit vergif erg besmette Polen, helaas! maar al te duidelijk ziet. Zonder nu juist daarom den brande wijn te willen verdedigen, moet ik evenwel, om der waarheid hulde te doen, bekennen, dat ik in het noordelijk gedeelte van Rusland geen spoor van deze kwade gevolgen heb bemerkt. De Rus bevindt zich in het algemeen zeer wel bij dezen drank, wanneer hij denzelven niet onmatig gebruikt; en matig heet bij hem, wat voor ons te veel zijn zoude. Ik heb zelfs boeren gekend, die dagelijks, bij het ontbijt, vóór het middageten en des avonds vóór het naar bed gaan, eene niet geringe hoeveelheid van dit vocht binnensloegen, en die evenwel een' sterken en hoogen ouderdom, van meer dan honderd jaren, bereikten. Ja, menigeen hunner, zegt men, blijft in zeer ver gevorderde jaren door het genot van dezen drank gezond en vrolijk. Dit geldt echter niet van den uit paardenmelk door de Tartaren bereiden brandewijn, die veel meer bedwelmend, dan de korenbrandewijn, en hierom veel schadelijker is, doch misschien alleen, dewijl zij denzelven, om zich schadeloos te stellen voor den in den Koran verbodenen wijn, onmatig drinken, en de meeste van deze Mahomedaansche stammen in zachter klimaat leven, waar sterke dranken in het algemeen schadelijk zijn. - In Kamschatka maakt men eene soort van brandewijn uit eene plant, die daar onder den naam van beerenklaauw (heracleum) bekend is en er in menigte groeit. Daar niemand, op straffe van verbanning naar Siberië, zijn' eigen' brandewijn mag bereiden, zoo heeft men hierop vele vonden gezocht. De gemeene man waagt alles, om zich zijnen lievelingsdrank te verschaffen, en vele gegoede boeren hebben zich door zulke proeven te gronde gebragt en in eindelooze ellende gestort. Ook wil men, dat de opzieners of ondergeschikte ambtenaren soms geheel onschuldige lieden, door heimelijk in hunne schuren of kelders gelegde brandewijnflesschen, in de noodzakelijkheid brengen, om zich of door groote sommen gelds aan hunne geregtelijke vervolgingen te onttrekken, of zich aan de nog ergere straffen te onderwerpen. Dat bij zoo sterke neiging tot geestrijke dranken de gemeene man dikwerf tot verregaande dronkenschap vervalt, | |
[pagina 330]
| |
behoeft geen nader bewijs. Ook acht ik het niet noodig, deze uitspattingen naauwkeuriger te beschrijven, ofschoon dezelve eene niet geringe bijdrage tot de kennis van het volkskarakter opleveren. Intusschen meen ik twee opmerkingen te moeten mededeelen, welke ik dikwerf maakte, en die, bijna zonder eenige uitzondering, op geheel Rusland toepasselijk zijn. De eerste is deze. De gemeene Rus - alleen van lieden van den geringsten stand wordt hier gesproken - toont zeker medelijden, of liever zekere achting, voor elken beschonkene. Hoe goedhartig hij doorgaans is, zoo laat hij, ten minste in grootere steden, zich niet ligt zonder opwekking van buiten bewegen, om iemand, dien hij op straat in ongelegenheid aantreft, behulpzame hand te bieden. Ligt er een wagen gebroken, hij kan geheel onverschillig voorbijgaan, nadat hij zijne nieuwsgierigheid bevre digd heeft, zonder iets tot bijstand te doen. Maar valt er een dronken kerel op straat neder, of ligt er zoodanig iemand ergens in eenen hoek, zoo wordt deze terstond door ieder, die hem ziet, op het zorgvuldigste behandeld en als een heilig persoon beschouwd, welken hulpeloos in den nood te laten eene afschuwelijke en onvergeeflijke misdaad ware. Meermalen ziet men zelfs zwakke lieden zulk een' bewusteloozen dronken lap op de schouders nemen en hijgende naar de eerste de beste woning dragen, waar hij van eene goede en hulpvaardige opneming verzekerd is, ongestoord den roes kan uitslapen, en den volgenden dag vóór zijn vertrek nog rijkelijk van het noodige voorzien zal worden. Is de reden van deze menschlievendheid, van dit teeder medelijden der gemeene Russen misschien in hun geweten te zoeken, dat hun zegt, hoe dikwijls zij zelve in dergelijken toestand zijn geweest, en verder zijn zullen? Of komt hun de toestand der dronkenschap, dien zij, even als wij, bij wijze van spreken, zalig noemen, ook inderdaad als iets zaligs of heiligs voor, dat op den nuchteren mensch een' onweêrstandelijken indruk maakt? Eene tweede bijzonderheid, welke zich nog minder laat verklaren, is de verdraagzaamheid, de inschikkelijkheid, de vreedzaamheid, ja de inderdaad ongemeene goedhartigheid, welke de Rus in zijne dronkenschap doet blijken. Wanneer de Duitschers en andere volken door sterken drank verhit zijn, beginnen zij ligt te twisten; maar al te dikwerf slaat de gemeene man tot vechtpartijen over, en eindigt weleens | |
[pagina 331]
| |
met doodslag - bij de Russen ziet men juist het tegendeel. Zelfs de twistzieke onder hen wordt zacht en toegevend, en, zoo menigvuldig tooneelen van dronkenschap zijn, zoo zeldzaam, ja bijna ongehoord, is bij zoodanige gelegenheid het sarren en vechten. Vijanden zelfs, die nuchteren zich alles tegen elkander veroorloven, behandelen elkander, wanneer zij te veel brandewijn gedronken hebben, als de teederste vrienden. Bij hunne drinkgelagen bemerkt men gewoonlijk de volgende opklimming: Eerst zijn zij stilzwijgend en in zichzelven gekeerd; allengs, naar mate het hoofd warmer wordt, beginnen zij meer te praten - de gesprekken worden steeds levendiger en telkens meer opgevuld met teêrhartige verkleiningswoorden, die de Rus altijd gebruikt, wanneer hij vriendelijk wil zijn. De anders algemeen gebruikelijke benamingen van maschennik (gaauwdief), sukinsin (hondenkind) en dergelijke, welke niemand kwalijk neemt, en men getrouw door lieve vriend zou kunnen overzetten, gaan nu allengs in de liefelijker woorden baituschka (vadertje), matuschka (moedertje), kolobuschka (duifje), tuschinka (zieltje) enz. over. Wanneer het gezelschap op deze wijze in eene zoo teedere stemming is geraakt, volgt het omarmen en zoenen. Het laatste vooral drijven zij tot een walgelijk uiterste, en bedekken, verscheidene minuten lang, het gansche aangezigt met menigvuldige kussen. Als eindelijk hunne zaligheid ten top is gestegen, houden zij elkander vast, en smeeken elkander dringend om vergiffenis voor aangedane beleedigingen, sluiten voorts eeuwige vriendschap, en veroorloven wederzijds, elkander alles te doen, wat hun slechts behagen moge. Vervolgens, na het toppunt van geluk bereikt te hebben, terwijl zij den stroom hunner teedere gewaarwordingen niet langer bedwingen kunnen, barsten zij los in tranen. Zij weenen als kinderen, liefkozen en kussen elkander op nieuw, bidden snikkende om vergeving, beloven vadertje en broedertje, wat zij maar kunnen, en gaan eindelijk vergenoegd en zalig van elkander - wel te weten, zoo niemand hunner onder de tafel blijft liggen, waar hij eerst den volgenden morgen tot zichzelven komt. Hoe stuitend, ja walgelijk is dit niet voor ons gevoel! Het vragen om vergeving is bij den gemeenen Rus uit zijnen natuurlijken toestand, wanneer hij namelijk beschonken is, ook in den hem ongewonen, wanneer hij nog niet gedronken heeft en dus nuchteren is, overgegaan. Zijne taal heeft voor ons | |
[pagina 332]
| |
vaarwel of ik beveel mij uwer enz. slechts ééne uitdrukking - prostschay (vergeef). Zelfs het goede reis of gelukkig wederzien wordt door dit zelfde woord aangeduid. Daar is zeker klein, hierop toepasselijk liedje, hetwelk ieder kind in het land kent, en dat op eene zeer aangename, voor zulke gelegenheid passende, plegtige wijs, die veel overeenkomst met hunne kerkgezangen heeft, door de achterblijvende vrienden den wegreizenden nagezongen wordt. Het luidt in het oorspronkelijke aldus: Stosja na stran saleki, waarvan de zin woordelijk is: ‘Gij wendt uwe schreden wel in verre landen; maar van onze ziel zult gij nimmer verre zijn. Vergeet ook gij ons niet, geliefde broeder! Vergeef, vergees, vergeef!’ Over het algemeen volgen de Russen uit den geringen stand de regelen der wellevendheid in den gezelligen omgang veel naauwkeuriger op, dan men verwachten zoude, althans bij eene eerste ontmoeting en bij het afscheidnemen. Reeds op eenen afstand begroeten zij elkander met hunne hoeden en mutsen, die zij boven het hoofd zwaaijen en zelfs bij de strengste koude niet vergeten af te nemen. Dan snellen zij - de vadertjes en broedertjes - op elkander toe, omarmen en kussen elkander. In den verderen loop van de verkeering, wanneer het op de wederzijdsche belangen aankomt, gaat het er niet altijd zoo aardig, maar weleens zeer grof toe; doch als het oogenblik der scheiding nadert, en de vrienden ten overvloede nog door een glas brandewijn zich opgewekt gevoelen, komen ook alle die teederheden weder, en het groeten en wenken houdt niet op, vóór dat zij elkander uit het gezigt verliezen. Eene eigene soort van hoffelijkheid der Russische boeren is reeds in hunne spraak overgegaan, en zou, wegens de kortheid en afsnijding van het overtollige, wel verdienen nagevolgd te worden. Zij spreken voornamere lieden met | |
[pagina 333]
| |
sudar (heer) aan, en, om het in hun gesprek zoo dikwijls voorkomende woord te verkorten, snijden zij de vier laatste letters af, en behouden alleen de s, die zij dan aan andere woorden hechten. Zoo heet b.v., wanneer zij met huns gelijken spreken, ons hoe? of wat? in het Russisch kak? maar, met een voornamer persoon te doen hebbende, zeggen zij: kaks? dat zoo veel is als: kak, sudar? (hoe, mijnheer?) Dus heet njät, neen, en njäts, neen, mijnheer. Deze wijze van verkorting overtreft verre de Fransche en Engelsche bewoordingen der hoffelijkheid, en verdient wel eenige opmerking, vooral bij Duitschers, die met hunne deftige spreekmanieren van hoogwel- en hoogedel- en weledelgeboren enz. reeds lang bij hunne naburen tot spot verstrekken. Nogtans moet men, om der waarheid hulde te doen, bekennen, dat, helaas! deze ongelukkige titels bij de hoogere standen in Rusland ook ingang gevonden hebben, waar ze dan, dewijl ze in het Russisch nog veel langer en slechts woordelijke overzettingen uit het Duitsch zijn, nog veel belagchelijker klinken. Zoo hoort men soms blagorodin (welgeboren), wisokoblagorodin (hoogwelgeboren), prewoschodiseltswu (vooraangaande), gelijk zij ons excellentie vertalen, swiatelstwu (doorzigtig), in plaats van ons doorluchtig, en dergelijke ongepaste titels meer, die zij waarlijk niet van anderen behoefden over te nemen.
(Het vervolg hierna.) |
|