Aan den Redacteur der Vaderlandsche Letteroefeningen.
Wel Edel Heer!
Te regt is, bij de aankondiging van mijnen Bardenzang, (No. III, bl. 137, uwer Letteroefeningen) door mijnen Resencent aangemerkt, dat ik aan zeker bekend vaderlandsch spreekwoord, naar 't schijnt, niet gedacht, of, zoo al, mij blijkbaar daaraan weinig bekreund hebbe. Het laatste is waarheid, en ik beken dit openhartig; er tevens bijvoegende, dat ik mij steeds om alwat slechts in schijn groot, maar in het wezen der zaak nietig is, weinig bekreune; te veel eerbieds hebbende voor de groote zaak van Waarheid, Regt en Deugd, dan dat de kleingeestigheid van vleijers en eigenbelangzoekers mij zou kunnen bewegen, mijne oud-Nederlandsche gevoelens in het keurslijf eener angstige beschroomdheid te wringen; iets, waartoe sommigen, blijkens de ervaring van den dag, zich niet ongeneigd betoonen.
Met dezelfde rondborstigheid, waarmede ik, in dezen tijd, nu en dan, voor het dierbaar Vaderland en deszelfs Helden heb gezongen, is het hier nevensgevoegde Gedicht aan onze heilige Godsdienst toegewijd; en het zal mij aangenaam wezen, voor hetzelve eene plaats in uw geacht Maandwerk te zien ingeruimd.
De goede Voorzienigheid vurig dankende, die mij, in den schoot der Protestantsche Kerk, het helder en onbeneveld licht van het Goddelijk Evangelie heeft doen aanschouwen, kon ik mij echter geenszins verheugen over een bedrijf, dat het hart mijner Roomschgezinde Medechristenen met innigen weedom moet hebben vervuld; ik bedoel het wegnemen der Kruisen in de Hoofdstad van eenen Vorst, die, gelijk zijne voorgangers, in onderscheiding van andere Monarchen, met den naam van den Allerchristelijksten wordt bestempeld.
Gewis een zoo schaamteloos bedrijf, door Roomschgezinden zelve gewild en ten uitvoer gebragt, kan door geen bezadigd en onpartijdig Protestant worden goedgekeurd; want het is gelijk te stellen met een' boosaardigen opstand tegen het Christendom en tegen Hem, naar wiens naam wij ons noemen. Voorzeker, de Muzelman zou, door het nederrukken der Halvemaan, zijne verachting van den Logenprofeet niet krachtiger kunnen uitdrukken! - Dan, zoo is de geest des