| |
| |
| |
Mengelwerk.
Vaderlandsliefde.
Daar zijn dagen, waarin meer, dan gewoonlijk, van vaderlandsliefde wordt gesproken, dewijl behoefte aan dezelve zich sterker doet gevoelen. Omstandigheden, waarover de menschenvriend zich moet bedroeven, geven er meermalen aanleiding toe. Vaderlandsliefde heeft iets verhevens en bekoorlijks; met geestdrift wordt het woord uitgesproken, en nogtans is niet alles ware vaderlandsliefde, wat wel eens onder dezen naam doorgaat.
Men verheft de vaderlandsliefde der Romeinen. Ook levert hunne geschiedenis menig treffend voorbeeld op van belangstelling in het land der geboorte en van opoffering voor het algemeene welzijn; maar niet elk schitterend bedrijf, dat Romes grootheid ten doel had, ging gepaard met loffelijke beginselen. Hoogmoed, volkstrots, eigenliefde, veroveringszucht moge vaderlandsliefde voorwenden, wanneer men andere volken beoorloogt en hen in vernederende onderwerping poogt te brengen, - het is geenszins de ware vaderlandsliefde. Niet ieder voorbeeld der oudheid, dat met bewondering en loftuitingen is vereerd, behoort door ons nagevolgd te worden. Weleer was de burger alles, thans komt de mensch meer in aanmerking. Oudtijds leefde men geheel om en voor den Staat; de weldadige invloed des Christendoms bevordert bij ons een meer huiselijk leven, dat wel geenszins de vaderlandsliefde uitsluit, maar dezelve op hooger doel rigt en veredelt. Wanneer de nood het vordert, gebiedt ons een heilige pligt, goed en bloed veil te hebben voor het algemeene welzijn. Dapperheid in den krijg is echter niet de eenige of voornaamste deugd, gelijk de oude volken zich weleens verbeeldden. Men kan ook op velerlei andere wijze het vaderland dienen en vaderlandsliefde toonen.
| |
| |
Het verdient opmerking, dat in de oorkonden des Christendoms de vaderlandsliefde niet aangeprezen en zelfs niet genoemd wordt. Bestrijders hebben weleens hieruit eene tegenwerping willen ontleenen. Ook is, aan den anderen kant, beweerd geworden, dat jezus de vaderlandsliefde had gepredikt en betoond. Men beriep zich te dien einde op de woorden: Geeft den Keizer, dat des Keizers is, en: Ik ben niet gezonden, dan tot de verlorene schapen van den huize Israëls. Doch het bewijs, hieruit afgeleid, heeft geene kracht. Sommigen der Joden meenden het geenszins met hunne vaderlandsliefde te kunnen overeenbrengen, dat zij aan een' buitenlandschen Keizer schatting moesten opbrengen. En niet uit vaderlandsliefde, in den gewonen zin des woords, maar om geheel andere redenen, bepaalde zich de persoonlijke omgang van den Heiland der wereld alleen tot het volk, dat de belofte had. - Wil men jezus als voorbeeld van vaderlandsliefde voorstellen, men wijze liever op die plaatsen der H. Schrift, alwaar wij lezen: Hij ging het land door, goeddoende; of: Jeruzalem! Jeruzalem! gij, die de Profeten doodt en steenigt, welke tot u gezonden zijn! hoe menigmaal heb ik uwe kinderen willen bijeenvergaderen, gelijk eene hen hare kiekens onder de vleugelen vergadert; maar gij hebt niet gewild! Ziet, uw huis wordt u woest gelaten!
Men verwondere zich geenszins, dat de pligt der vaderlandsliefde niet uitdrukkelijk wordt genoemd. Het Christendom heeft hooger doel. In het Evangelie zijn grondbeginselen gelegd, welker behartiging de edelste vaderlandsliefde ten gevolge moet hebben. Alwie dus in denken en doen geheel Christen is, die zal ook de beste burger van den Staat en een achtingwaardig vaderlander zijn. Muiters en geweldenaren en roovers kunnen zich vereenigen tot één doel - om wet en orde te verbreken; doch, al wagen zij hun leven en al bedrijven zij schitterende wapenfeiten, hun moed is geen heldenmoed, en de zucht, die hen bezielt, geene vaderlandsliefde.
| |
| |
Den Christen wordt algemeene menschenliefde geleerd. Hierin ligt liefde tot vaderland of landgenooten opgesloten. Bedenkt en behartigt men alles, wat waar en eerlijk, wat regt en billijk, wat rein en goed, wat deugdzaam en loffelijk is, zoo zullen de maatschappelijke pligten niet onvervuld blijven. Hij alleen kan een goed burger zijn, die aan anderen doet, wat hij mag wenschen, dat hemzelven gedaan worde. Verheven en veelomvattend is de taak, waaraan wij moeten werken. Het Christendom doet ons in elken mensch, zelfs in den vijand, eenen natuurgenoot erkennen, wiens wezenlijk geluk ons ter harte moet gaan. Christelijke liefde omvat het gansche menschelijk geslacht. Maar onze vermogens zijn beperkt. Wij kunnen niet voor allen hetzelfde zijn en doen. Daar bestaan nadere en verdere betrekkingen, naar gelange van welke onze verpligting wordt gewijzigd. In de eerste plaats is het huiselijk leven; dan volgt de verwantschap, de vriendschap, de maatschappij, en daarna de menschheid in het algemeen. Dat wij vooral in het land onzer geboorte en in landgenooten belang stellen, vloeit uit den aard der zaak zelve voort. Vaderlandsliefde is den mensch zoo natuurlijk eigen, als gehechtheid aan de ouderlijke woning bij het kind reeds zonder redenering of berekening plaats vindt.
Men heeft weleens gezegd: Daar is het vaderland, waar wij het wèl hebben. Deze woorden kunnen in een' goeden, maar ook in een' kwaden zin genomen worden. Wilde iemand in ernst beweren, dat hij eigen voordeel of grootheid boven het vaderland stelt, men zou hem algemeen en met regt verachten. En ware er eenig mensch laag genoeg, om uit baatzucht of partijzucht tegen de belangen des vaderlands te handelen, ieder, die wèl denkt, moet den ellendeling verfoeijen. Niemand kan dien zelfzoekenden vertrouwen. Nogtans behoeven wij alle denkbeeld van eigen welzijn niet geheel uit te sluiten bij dat van vaderlandsliefde. Let men op den oorsprong van dezelve, hier openbaart zich een duister gevoel, dat aan den grond der geboorte boeit.
| |
| |
Waarom is de Zwitser zoo gehecht aan zijne bergen - de Groenlander aan het barre noorden? Men bewondere hierin de kracht der gewoonte en de wijze schikking des Albestuurders. Menig dier vertoeft bij voorkeur in de nabijheid der plaats, waar het ter wereld kwam - zoo gewoonlijk ook de mensch, die op den laagsten trap van ontwikkeling staat. Dierbaar blijft hem bovenal de plek, alwaar hij het levenslicht aanschouwde en levensvreugde leerde genieten. Hier hecht hij zich aan natuurgenooten, en kent alle de genoegens, die er gesmaakt kunnen worden. Elders is hij vreemdeling, en weet zich niet zoo goed te schikken naar omstandigheden. Menigeen zou ongaarne zijn gering en veracht dorpje verlaten, om naar eene prachtige stad te verhuizen. Ook de minst begunstigde oorden behouden dus derzelver bevolking.
Ten naastenbij op gelijke wijze ontstaat vaderlandsliefde. Bewoners van hetzelfde land, eene zelfde taal sprekende en onder dezelfde wetten levende, vormen te zamen eene burgermaatschappij, en zijn als leden van één groot huisgezin. Als zoodanig gevoelen zij onderling eene naauwere betrekking tot elkander. Ieders welzijn staat in verband met het algemeene welzijn. Gewoonte en opvoeding veroorzaken van eersten af zekere natuurlijke gehechtheid aan woonplaats en vaderland. Maar neemt de verstandelijke en zedelijke ontwikkeling toe, zoo komen er andere omstandigheden bij, die de vaderlandsliefde versterken en veredelen. Mag b.v. een volk zich verblijden in schoone herinneringen uit de dagen der voorvaderen, leeft het onder een billijk bestuur, geniet het voordeelen en genoegens, welke in die mate elders niet gevonden worden, zoo is er te meer reden, om het land der geboorte bovenal lief te hebben, en tot bevordering van deszelfs bloei naar vermogen mede te werken.
Maar al bewoont men een min gunstig oord, en al kon de regering beter zijn, het vaderland heeft toch steeds veel aangenaams voor den mensch. Waar wij ge- | |
| |
boren en opgevoed zijn, daar bestaat veel, dat ons trekt en bekoort. Hier vindt men bij elke schrede herinneringen, die belangstelling wekken. Hier leerde men denken, gevoelen, genieten. Smaak en behoefte werden hier gewijzigd naar omstandigheden. Hier ondervonden wij de nuttigheid van vele inrigtingen. Hier geraakten wij in aangename betrekkingen, en smaakten het zoet der gezelligheid. Hier was steeds zoo veel, dat ons levensvreugde schonk, of ook door aandoeningen van zachten weemoed ons boeide, en blijvend belang deed stellen in menschen en zaken. Met dat van vaderland verbinden wij gewoonlijk het denkbeeld van welzijn. Elders zouden wij ons niet zoo gelukkig gevoelen. Vanhier dus ontstaat vaderlandsliefde. Op dankbaar genoegen berust dezelve, en wordt kennelijk in gezindheden, woorden en handelingen, die ten beste van het land der geboorte strekken. Of brengen omstandigheden het mede, dat men een vreemd gewest als tweede vaderland moet aannemen, ook daar kunnen betrekkingen allengs dezelfde gehechtheid en hartelijke belangstelling veroorzaken.
Op velerlei wijze kan men vaderlandsliefde betoonen. Het beginsel blijft steeds hetzelfde, maar openbaart zich anders, naar gelange van omstandigheden. In gewone tijden van rust en vrede schijnt de belangstelling weleens te verslappen. Menigeen is met zijne bijzondere aangelegenheden, met vermaken en genietingen zoo zeer ingenomen, dat hij weinig zich bekommert om het algemeene welzijn. De menschen gevoelen dan minder, dat zij elkander noodig hebben. Ook geeft men dikwerf te weinig acht op het goede, dat in het vaderland zoo overvloedig wordt genoten. Vanhier ontstaat soms zekere onverschilligheid, die echter doorgaans het meest plaats heeft bij lieden, welke in verstandelijke en zedelijke ontwikkeling achterlijk zijn. Menschen, die wèl denken en het goede willen, worden steeds bezield door warme vaderlandsliefde. Deze drijft hen aan, om wet en overheid te gehoorzamen. Zij zijn wel niet blind voor bestaande gebreken; maar zij weten ook, dat on- | |
| |
bezonnen jagen naar denkbeeldige volmaking gevaarlijk kan worden. Schoon altijd met wijze voorzigtigheid het betere zoekende, vergenoegen zij zich met het tegenwoordige, zoolang dat betere niet is te vinden. Ware vaderlandsliefde vordert geenszins, dat men ongeroepen zich bemoeije met allerlei zaken en overal zich indringe. Neen, alwie in kleineren kring zijne pligten getrouw vervult en daar het meestmogelijke nut poogt te stichten, die werkt ook ten beste van het vaderland. Maar wordt iemand, die krachten en bekwaamheid heeft, geroepen, om in uitgebreider betrekkingen tot heil van velen te arbeiden, dan zet vaderlandsliefde hem aan, om zich de moeiten en opofferingen, daaraan verbonden, te getroosten. Ieder, die belang stelt in het land zijner inwoning, poogt voorts overdrevene zucht voor het vreemde en uitheemsche tegen te gaan. Nogtans veracht hij geenszins al het buitenlandsche, maar zoekt alleen van het goede en betere partij te trekken. Hij merkt de voordeelen van het eigen vaderland op, en tracht
die te doen opmerken. Hij poogt tevredenheid bij medeburgers op te wekken en te versterken. Hij is daarom behoedzaam in zijne gesprekken, en, zoo hij de pen voert, niet minder in zijne geschriften. Hij brengt gaarne het zijne toe, om volksverlichting en volksvlijt - om matigheid, gepaste spaarzaamheid, onbekrompenheid, goede zeden, ware beschaving te bevorderen.
Maar wordt de rust van binnen gestoord door woelzieke menschen, of dreigt van buiten het gevaar des oorlogs, zoo moet vooral blijken, wie belang stelt in het vaderland. Dan slaan alle welgezinden de handen ineen, om te helpen, waar hulp noodig zijn moge. Men stelt bijzondere belangen ter zijde, en houdt het algemeene welzijn voor oogen. Vaderlandsliefde, welke hier en daar scheen te sluimeren, ontwaakt met geestdrift, en vervult velen met heldenmoed. Op de roeping der overheid snelt men te wapen, om de rust te bewaren, en geweld met geweld te keeren. Stedeling en landman verlaten gewillig de gewone betrekkingen, ten einde eene
| |
| |
goede zaak te verdedigen. Vaderlandsliefde doet hun de vermoeijenissen en gevaren des oorlogs trotseren. Geene opofferingen zijn te groot, wanneer de nood het vordert. Dan onttrekt zich niemand, die het zwaard tot verdediging kan aangorden.
Dapperheid in den krijg is echter niet het eenige, dat een volk behoudt en doet bloeijen. De pligt der vaderlandsliefde heeft wijderen omvang. Vele personen worden, of door ligchamelijke zwakheid, of door jaren, of door andere omstandigheden, belet, de wapenen te dragen. Ook de vrouw, die geen' krijg voert, stelt immers belang in het land der geboorte. Men kan op menigerlei wijze, in dagen van gevaar en nood, gewigtige diensten betoonen. Worden burgers van hun dagelijksch werk afgeroepen, of bieden zij vrijwillig zich aan, om voor het algemeene welzijn te strijden, zoo vordert de billijkheid, dat hunne achtergelatene betrekkingen, welke hulp noodig hebben, op eene onbekrompene wijze verzorgd worden door anderen, die in eigen persoon geen deel kunnen nemen aan de verdediging, maar toch grootelijks belang hebben bij het behoud des vaderlands. Die hiertoe het zijne bijdraagt, geeft mede blijken van vaderlandsliefde. Dit doet ook ieder, die zich gewillig toont, om, naar vermogen, de landskas te helpen stijven. Buitengewone omstandigheden vereischen buitengewone middelen ter bestrijding van noodzakelijke uitgaven. De rijke kan wel het meest, doch niet alles doen. Ook het penningsken van den minvermogenden helpt, en getuigt evenzeer van warme vaderlandsliefde, al wordt er niet openlijk lof aan toegezwaaid.
Meer nog is er, dat hiertoe behoort. Daar komen soms omstandigheden, waarin het moeijelijk wordt, onrust en misnoegen onder het volk geheel te weren. Vaderlandsliefde vordert, dat men aan partijzucht geen voedsel geve, het nutteloos twisten vermijde, de leugens der kwaadsprekendheid te keer ga, en voorts rustig voor de waarheid uitkome. Men neme dan niet terstond allerlei ongunstig gerucht op. Gispt iemand met onbeschei- | |
| |
denheid de regering, of maatregelen der regering, men trachte hem te doen opmerken, dat hij misschien overdrijft, of te voorbarig oordeelt, dewijl hij, op zijn standpunt, het groote geheel niet overziet en de zaak te eenzijdig beschouwt. Het vertrouwen en den moed der weldenkenden versterkende, houde men een waakzaam oog op kwalijkgezinden, zonder hun reden tot ergernis te geven. Geldt nog de oude spreuk, dat Eendragt magt maakt, zoo kan ieder, al draagt hij geene wapenen, aan vaderland en Koning diensten van onberekenbare waarde bewijzen. In tijden van nood en gevaar is bijkans geen woord of daad onverschillig. Met gesprekken, die dagelijks in eigen huis of daar buiten gehouden worden, werkt men dikwerf ten voordeele of ten nadeele. Door het voortvertellen of tegenspreken van kwaad gerucht brengt men toe tot gunstige of ongunstige stemming der gemoederen. Veel is er aan gelegen, wie de toon geeft in zekere gezelschappen. Weinigen hebben soms grooten invloed op den geest der geheele bevolking van dorp of stad. Ook zij, die door mond of pen de openbare meening ten goede weten te leiden, doen belangrijke diensten in dagen van onrust en gevaar. Met hunne geestvermogens werken zij tot welzijn des vaderlands, gelijk anderen het doen door geldelijke bijdragen, of door het voeren van wapenen ter verdediging.
Doch niet enkel de onderdaan - ook de overheid heeft pligten te vervullen. Het gedrag van hoogere en lagere ambtenaren is vooral in staat, om bij het volk, met name bij lieden van geringeren stand, vaderlandsliefde op te wekken of te onderdrukken. Daar is veel aan gelegen, dat alle posten, zoo veel mogelijk, toevertrouwd worden aan brave lieden, die bij de noodige kunde edele beginselen hebben, en geenszins door overdreven ambtsijver de menigte verbitteren. Aanleiding tot billijk misnoegen wordt weleens gegeven door knevelarij, harde behandeling en willekeurige toepassing der wet. Zij, die dit doen, zijn geenszins waardige dienaren van Vorst en vaderland. Dezulken bedoelen zich- | |
| |
zelven, niet het algemeene welzijn. Gelukkig het land, dat onbaatzuchtige, menschlievende, vaderlandlievende mannen tot ambtenaren en bestuurders heeft! Hunne goede gezindheid, hun voorbeeld wekt vertrouwen, en kweekt vaderlandsliefde onder het volk, dat dan vooral medewerkt en gaarne zich opofferingen voor de goede zaak getroost, wanneer het zijne regering kan hoogachten.
En in dit geluk mogen wij, Noord-Nederlanders, ons verblijden. Uit het kwaad zelve zien wij goed geboren worden. De treurige omstandigheden, die sedert den laatsten verjaardag des Konings plaats hebben, veroorzaakten ons veel leed en bekommering. Nog kunnen wij niet gissen, hoedanig de eindelijke uitkomst zijn zal; maar in ons midden zien wij vele verschijnselen, waarover wij ons moeten verheugen. Het schandelijk gedrag van oproerige Belgen verwekte algemeene verontwaardiging, en deed ons het veelvuldige goede, dat wij onder het bestuur van een' welwillend' Koning genieten, te hooger waarderen. Wat ware vaderlandsliefde is en vermag, ziet men hier. Noord-Nederland, miskend en belasterd, geeft aan andere volken een voorbeeld, dat geroemd en bewonderd zal worden, wanneer de driften eenmaal tot bedaren zijn gekomen. Klein, doch belangrijk, is de plek gronds, die wij bewonen. Laat vreemden smalend van onze moerassen spreken, wij beminnen een vaderland, dat zoo vele grootsche herinneringen van vroegeren tijd oplevert, en ook thans nog allezins gunstig zich onderscheidt te midden van algemeene verwarring. Zucht voor ware vrijheid is den echten Nederlander als aangeboren; maar uit beginsel paart hij hiermede zucht voor orde. Hij spreekt door daden, en behoeft niet door leuzen zijne gezindheid aan den dag te leggen. Gematigdheid kenmerkt zijn karakter. Hij stelt belang in verlichting en beschaving, welke met zedelijkheid in naauw verband staan. Geheel Europa bijkans woelt en is in gevaarlijke gisting; hier hebben wij rust - niet de lijdelijke rust der onderdrukking of on- | |
| |
verschilligheid, maar de kalme en liefelijke rust, die het uitwerksel is van gewillige onderwerping aan wet en overheid.
Wat onderscheidt zich Noord-Nederland voordeelig van België, waarmede het vijftien jaren was vereenigd! Ziet, hoedanig de gevolgen zijn van opvoeding en onderwijs, van verstandelijke en zedelijke ontwikkeling! Mogt iemand de volksverlichting nog vreezen, de geschiedenis onzer dagen bewijst derzelver nuttigheid. De Belgen leefden met ons onder hetzelfde bestuur, en morden en sloegen tot oproer over, en verguisden eene regering, die, om menschen te sparen en misnoegden door zachtheid te winnen, misschien te veel heeft toegegeven. Hadden zij reden tot klagen over harde en onbillijke behandeling? Volgens voorgewende grieven, zouden hunne belangen aan die van Noord-Nederland opgeofferd zijn geworden. Het tegendeel ware veeleer te bewijzen. De Noord-Nederlander had ook wel bezwaren; doch begreep, dat menschelijk werk onvolkomen blijft, en men zich moet schikken naar omstandigheden. Al worden er dan ook fouten begaan, eene regering, die het goede wil, boezemt hem achting en vertrouwen in. De woelingen der kwalijkgezinden vuren zijne vaderlandsliefde te sterker aan. Niet alleen onderwerpt hij zich gewillig aan een bestuur, dat als een ondragelijk juk gevloekt is geworden door ondankbare en woelzieke menschen; maar hij werkt ook, ofschoon niet blind voor gebreken, gaarne met de overheid mede, om het gezag der wet te handhaven, de rust te bewaren, en den dierbaren geboortegrond tegen geweld van buiten te beveiligen. Geen zweem van vroegere verdeeldheid of partijschap is meer te bemerken in ons midden. Willem van oranje behoeft slechts Te wapen! te roepen; terstond staan er duizenden bereid, om den wankelenden troon te helpen schragen - om roof en plundering buiten onze grenzen te weren. De bloem der jongelingschap, aan de zachtere bedrijven des vredes gewoon, verlaat huiselijke betrekkin- | |
| |
gen, en getroost zich ontberingen en moeiten en gevaren, ten dienste van het vaderland. De studerende jeugd, die elders door
eenen geest van oproerigheid zich kenmerkt en bij volksbewegingen eene voorname rol speelt, toont hier ware vaderlandsliefde, en wedijvert met anderen in zucht voor orde, in ondergeschiktheid en opofferingen ten algemeenen beste. Voorts bezielt een zelfde geest menschen van zeer verschillende standen. Gelijke belangstelling doet hun geduldig eene zware krijgsdienst volhouden. En dit alles geschiedt met eene bezadigdheid, die ons volkskarakter eere aandoet. Het is geene wilde geestdrift, die onze vreedzame medeburgers naar het veld der eere jaagt, om blinkende lauweren op de bloedige baan des krijgs te plukken, en verwoesting in het land des vijands te brengen; neen, aangenamer is hun de palm des vredes en het stille leven in huiselijken kring; maar uit besef van pligt komen zij, op de roepstem des Konings, zich scharen naast geoefende krijgslieden, ten einde met dezen het vaderland te helpen verdedigen. Om te behouden, geenszins om te verdelgen, hebben zij de wapenen opgevat. En ook de jeugd, welke door het lot was opgeroepen tot gewone krijgsdienst, betoont dezelfde volharding, gelijke belangstelling en getrouwheid. - Zoodanige vaderlandsliefde, door godsdienstige beginselen veredeld, betaamt den Christen, en geeft hoop op blijdere dagen.
De algemeene nood wordt diep gevoeld door verre het grootste gedeelte der bevolking van Noord-Nederland. Wat al opofferingen doet men, om het vaderland uit dreigend gevaar te redden! In één jaar werd ten tweeden male belasting uitgeschreven, en men heeft met bereidwilligheid het verschuldigde opgebragt; ofschoon bij groote schaarschheid, het gevolg van twee, ja drie mislukte oogsten, deze gedwongene geldleening den gemeenen man, maar vooral de landlieden in eenige oorden, ongemeen zwaar moest vallen. In welk ander land zou de regering zoodanigen maatregel, zonder mid- | |
| |
delen van geweld, en dat in dien korten tijd, hebben kunnen uitvoeren? Zoo werkt de liefde tot het vaderland bij een verlicht volk, dat zijnen Koning bemint en op diens goede bedoelingen vertrouwt. Hoe menigvuldig en groot zijn bovendien de vrijwillige giften! Het inzien dier opgaven verschaft telkens een aandoenlijk en dankbaar genoegen. Zelfs dienstbaren dragen het hunne bij van bespaard loon. Wat heerscht er toch veel goede gezindheid in ons vaderland! Welk eene veerkracht ontwikkelt er zich bij dit kleine volk! Heeft onze Geschiedenis wel schooner tijdperk aan te wijzen? Bedroeven moeten wij ons altijd over de omstandigheden, die aanleiding tot het betoonen van deze vaderlandsliefde gaven; maar wij hebben reden, om ons te verheugen over de eendragt, die ons sterk maakt tegen onze vijanden, wier dwaasheid hen zeker in het verderf zal storten. En blijft deze geest van gematigdheid, van orde, van ernst en liefde, deze zucht voor vrijheid, deze belangstelling in waarheid en godsdienst ons bezielen, zoo mogen wij met vertrouwen op Hem, die de plannen der boosheid meermalen door hare eigene dwaze overleggingen doet mislukken, de toekomst afwachten. Noord-Nederland, aan zijne beginselen getrouw, zij alzoo en blijve een voorbeeld voor de volken, die, als door koortshitte gedreven, onrustig woelen, of aan gevaarlijke bespiegelingen der staatkunde ter prooije zijn! Heil den
Koning, die over zoodanig volk regeert! Heil Hem, die de goede gezindheid zijner getrouwen weet te waardeeren, en vast gelooft, dat niet hij, die overmand onregt lijdt, maar hij, die met overmagt en onder bedreiging van dadelijk geweld onregt aandoet, bij de uitkomst moet verliezen!
Januarij, 1831.
|
|