| |
Iets over het huiselijk leven der oude Egyptenaren.
Het was bij de oude Egyptenaren eene algemeene gewoonte, de graven der afgestorvenen te versieren met afbeeldingen van de bezigheden en onschuldige genoegens des aardschen levens. De onderzoekingen van champollion hebben van daar reeds veel licht verspreid over de geschiedenis en de leefwijze van dit merkwaardig volk. Het schilderwerk in de graven, voor bederf bewaard gebleven, stelt ons deszelfs kunsten, handwerken en bedrijven als aanschouwelijk voor oogen. Wij zien ons verplaatst in de oudheid, en merken met verwondering op, dat de mensch steeds en overal ten naastenbij dezelfde wetten in denken, gevoelen en uitvinden volgt. - Wij vertrouwen, dat het onzen lezeren niet onaangenaam zijn zal, hier eenige bijzonderheden dienaangaande vermeld te vinden.
Landbouw. Men heeft beweerd, dat de hedendaagsche Italiaansche ploeg volkomen dezelfde is, dien ennius en virgilius bezingen, columella en varro beschrijven. De Egyptische ploeg met al zijn toebehooren, zoo als die thans nog gebruikt wordt, is van nog veel ouderen oorsprong. Niet alleen zijn deze werktuigen heden ten dage aldaar dezelfde, die ze vóór
| |
| |
drieduizend jaren en vroeger waren; ook in het algemeen werd alle veldarbeid, de wijnlezing, de inzameling van den hibiscus esculentus, het zaaijen, dorschen, inoogsten van het koren, toen eveneens, als thans, gedaan. Laatstgenoemde werkzaamheid is op eene kleine schilderij aldus afgebeeld: Twee ossen treden op den dorschvloer diep in het stroo, en worden door eenen boer met een' puntigen stok aangedreven. In hieroglyphen-schrift staat er onder: ‘Hier wordt koren gedorscht,’ en de boer zingt daarbij: Trapt toe, gij ossen! trapt; want ééne maat koren is voor u, het overige voor den meester. Nog drie andere personen zijn daarbij geschilderd: een landman komt met den vollen korenkorf van den akker; een andere gaat weg met een' ledigen korf, dien hij zoo even op den hoop heeft geledigd; en een kind, met een' bezem in de hand, veegt het koren bijeen, dat van onder het stroo ten voorschijn komt. Het beeldwerk en de schilderijen in de graven te Beni-Hassan en Elethia toonen ons ook ten duidelijkste, op welke wijze de Egyptenaren de druiven traden, den most persten en in aarden kruiken bewaarden. Deze behandeling was zeer eenvoudig en onvolkomen -menschenkrachten werden er niet bij gespaard: zij kenden de wijnpers nog niet; de voeten van verscheidene landlieden, die allen met de handen zich aan een, van het dak nederhangend en onder in zoo vele kleinere gedeelten vaneengescheiden, touw vasthielden, vervingen de plaats daarvan. De uitgeperste druiven werden vervolgens in eenen zak gedaan, welken men dan zamendraaide, gelijk wij het linnen bij de wasch uitwringen. De vaten, in welke men den wijn bewaarde, waren klein; zij konden van vijftig tot honderd, ten hoogste, van onze flesschen bevatten. - Ook de andere werktuigen van den landbouw der oude Egyptenaren zijn eenvoudig;
derzelver aantal is slechts gering, en zij hebben dezelfde gedaante, als de gereedschappen, die nog heden in Egypte gebruikt worden.
Veefokkerij en Veeärtsenijkunst. Groot is de menig
| |
| |
te van overblijfselen, welke hierop betrekking hebben. Zoo ziet men eenen zwijnenhoeder met eene groote kudde zwijnen; een bewijs, dat de Godsdienst daar te lande het gebruik van varkensvleesch niet verbood. Volgens herodotus, lieten de Egyptenaren het uitgezaaide koren door varkens in de met Nijl-slibben overdekte akkers trappen; uit schilderwerk schijnt te blijken, dat schapen dit werk deden. De egge, toen welligt nog onbekend, was dus niet in gebruik. Verder ziet men schaapherders, geitenhoeders, koeherders, eene koe, waaraan te gelijker tijd een kind en een kalf zuigen; hier melkt men koeijen, daar maakt men kaas; ginds wordt eene geit geslagt en afgetrokken; en bij elke van deze verrigtingen is een Koptisch woord in hieroglyphen-schrift bijgevoegd. - Ook de werkzaamheden van den veeärts zijn afgebeeld. Zoo ziet men eenen os binden en op den grond nederwerpen; de arts grijpt het dier in den bek; eene groep van drie zieke runderen staat daar uitnemend schoon naar de natuur bij geteekend. Op andere schilderijen is men bezig eene gans de pip te ligten; er komen mannen voor, die geiten en gazellen behandelen; voorts iemand, die het toezigt op ooijevaren had. Hieruit besluit men, dat het den Egyptenaren gelukt was, gazellen te temmen, en dat zij ooijevaars aten. Acerbi (Oostenrijksch Consul te Alxandrië) heeft er een' geproefd in Nubië, en verzekert, dat de smaak uitmuntend is. Het verdient voorts opmerking, dat nergens op de schilderijen eenig spoor van den kameel en buffel voorkomt; deze dieren zullen dus waarschijnlijk in lateren tijd door Arabieren ingevoerd zijn. Het is echter niet wel te begrijpen, hoe, zonder den kameel, de handel met Indië en het binnenland van Afrika die uitgebreidheid
heeft kunnen erlangen, welke dezelve had ten tijde der ptolemaeën.
Kunsten en Handwerken. De verzameling is, wat dit vak aangaat, zoo rijk, dat wij de voorwerpen slechts opnoemen kunnen. Daar komen verscheidene af- | |
| |
beeldingen van pottenbakkerijen voor; het vaatwerk heeft geheel den vorm van de kannen der hedendaagsche Arabieren; maar het rad, dat thans met den voet wordt gedreven, werd destijds met de hand in beweging gebragt. Voorts ziet men alles, wat bij het vervaardigen van lijnwaad plaats heeft, van het spinnen af tot het afmaken van het weefsel - de kunst is nog in hare kindschheid, maar eveneens wordt nog in de tenten der Bedouïnen geweven, en zoo weefde men ook weleer onder de Aartsvaders. Op andere schilderijen ziet men lieden, die hout kloven, schrijnwerkers, schoenmakers en lederbereiders, wapensmeden, verwers, die houten huisraad verwen, lastdragers, die zware balken dragen, beeldhouwers, die sphinxen vervaardigen, kunstenaars, die reusachtig beeldwerk beitelen, polijsten en beschilderen, lieden, die eenen krijgswagen met al deszelfs toebehooren maken, steenhouwers, verfwrijvers, goudsmeden, vervaardigers van ingelegd werk, touwslagers, scheepstimmerlieden, glasblazers, die flesschen en valsche parels blazen, slootgravers, goudwegers, waschvrouwen, enz. Op eenige afbeeldingen ziet men werk verrigten, waarvan wij thans geen begrip hebben. Bij de waag komt iets merkwaardigs voor: op de eene schaal ziet men eenen os afgebeeld; in de andere liggen verscheidene gouden ringen. Ook vindt men, op andere tafereelen, in plaats van den os, een kalf op de weegschaal, of eene geit, en zelfs eenen kikvorsch. Champollion meent dit zoo te kunnen verklaren: De kevers, die men overal in Egypte menigvuldig, van elke grootte en uit onderscheidene stoffen vervaardigd, vindt, waren eene munt, in plaats van welke, bij voorwerpen van grootere waarde, zilveren en gouden ringen gebruikt werden; de kleine beeldjes
van ossen, kalveren, kikvorschen zouden dus niets anders zijn, dan gewigten, die oorspronkelijk misschien zoo veel waarde hadden, als de afgebeelde dieren golden, doch naderhand eene soort van bepaalde munt werden. Zeide men derhalve, dat eenig wapen of vaatwerk twee
| |
| |
ossen of twee kalveren waardig was, zoo meende men een gewigt in goud, of een aantal gouden ringen, ter zwaarte van tweemaal het bepaalde gewigt in ossen- of kalver-beeldjes.
Spijzen en Huisraad. Hier bevredigt de verzameling onze nieuwsgierigheid in ruime mate. Men ziet op de schilderijen allerlei huisraad, sopha's, bedden, kasten, stoelen, kannen, gouden en zilveren vaatwerk van ongewone gedaante, maar fraai bewerkt, enz. Mannen en vrouwen aan de kaptafel laten zich op de harp iets voorspelen, en door dwergen of narren onderhouden. Ook de keuken is niet vergeten; de kok bereidt vleesch, waaraan hij verschillende gedaanten geeft, om oog en smaak te gelijk te voldoen; het nageregt bestaat uit ooft en lekkernijen; hier schilt men uijen, daar kneedt men brooddeeg met de voeten; ginds worden ganzen gemest, geplukt, gekookt of gebraden; een slager slagt een rund; vrouwen, met eetwaren beladen, komen op de groenmarkt, en de hofmeester schrijft op, wat hij uitgeeft, om voor zijnen heer rekening en verantwoording te kunnen doen. Op twee afbeeldingen ziet men twee draagstoelen van onderscheiden maaksel; de eene, rijk versierd, wordt op de schouders gedragen, - de andere, zonder wielen, als eene slede getrokken.
Spelen. Daar komen eenigen voor, waarvan wij geene beteekenis of doel weten; doch op eene schilderij ziet men duidelijk twee spelers schaken of dammen; de stukken gelijken die van het Arabisch schaakspel. Op eene andere werpen eenige personen eene piek of spitsen stok naar een wit. Zeker zou niemand gedacht hebben, in de graven der oude Egyptenaren een spel afgebeeld te vinden, dat men thans alleen nog in de kroegen in Italië aantreft, en waarvan de hedendaagsche bewoners van Egypte niets meer weten; namelijk het morra-spel: daar komen twee personen op voor, welke de vingers tegen elkander uitsteken, en de daarbij geschreven Egyptische naam van het spel beteekent raden. Op den wand eener grot te Beni-Hassan, die zeer rijk aan tooneelen uit het
| |
| |
huiselijk leven is, ziet men worstelaars, ten getale van tweehonderd, in zeer verschillende houdingen. Om de bewegingen en de om elkander geslingerde ledematen der kampenden te beter te doen uitkomen, heeft de schilder den eenen telkens wit, en den anderen zwart afgebeeld.
Gezang, Muzijk en Dans. Wij kunnen geene hooge gedachten van het gezang der oude Egyptenaren hebben, zoo het aan dat der hedendaagschen eenigermate geleek; en mogen wij naar het handgeklap oordeelen, waarmede aanschouwers en toonkunstenaars den zang begeleiden, zoo schijnt dezelve niet anders geweest te zijn. Evenwel komen er op de schilderijen harpen van een ongemeen sierlijk maaksel voor, lieren, die misschien later den Grieken tot voorbeelden dienden, regte fluiten, dwarsfluiten, dubbele fluiten, cimbalen, trompetten, en eene mandoline met zeer langen hals, zoo als men er thans nog heeft. - De dans was steeds bij alle volken uitdrukking van vreugde; en meestal nemen beide geslachten gelijkelijk deel daaraan. Maar bij de oude Egyptenaren dansten de mannen afzonderlijk onder elkander, en zoo ook de vrouwen. Dansen, waarbij mannen en vrouwen vermengd zijn, vindt men niet afgebeeld. Overigens schijnt het, dat de vrouwen te gelijk dansten en zongen, gelijk de hedendaagsche danseressen, welke men alme noemt; maar die van den ouden tijd hebben betere houding, zijnde soms zoo vlug en bevallig, dat men ze op het Vatikaan niet fraaijer zien kan. Anderen voeren wonderlijke dansen uit en doen kunsten; zij slaan achterover, en vormen alzoo op handen en voeten eenen boog.
Scheepvaart. Men vindt verscheidene vaartuigen van verschillende grootte afgebeeld. De sieraden zijn rijk en keurig bewerkt. De schuiten hebben vierkante zeilen, en deels riemen, deels niet. De schepen voor reizigers waren anders, dan de vrachtschepen, en hadden een of twee vertrekken, gelijkende op de hedendaagsche cangie en dahabie. De vaartuigen der oude Egyptenaren werden met veel zorgvuldigheid versierd: de zeilen b.v. zijn in velden van twee of meer kleuren verdeeld, en rondom loopt een breede zoom met schilderwerk; aan het roer ziet men gesneden beeldwerk; de wanden of zijden van de kajuit zijn met openingen voorzien; eene zeer fraaije zitplaats van ingelegd werk, eenigermate eenen troon gelijkende, was voor den kapitein bestemd, wanneer hij de frissche lucht genieten wilde.
| |
| |
Jagt. Er is slechts eene enkele schilderij gevonden, waarop de krokodilienjagt wordt afgebeeld, en deze is nog daarenboven zeer onvolkomen. Maar de jagt op hazen, gazellen, antelopen, ja zelfs op wilde dieren in de woestijn, komt menigvuldig voor. De vogelvangst ziet men zeer duidelijk geschilderd; de netten zijn vol eenden, ganzen en andere groote vogels. Er worden ook vogels met den strik gevangen. Het is inderdaad belangrijk, op te merken, dat de Ouden bij deze jagt even als wij te werk gingen; sleepnetten, strikken - alles is gelijk bij ons. Hoe oud zijn misschien eenige vermakelijkheden, die wij voor nieuwe uitvindingen houden!
Natuurlijke Geschiedenis. De verzameling heeft zoo vele afdeelingen, als de natuurlijke geschiedenis hoofdklassen bevat. Het belangrijkste is het zoölogisch gedeelte, wegens de treffende waarheid en fijnheid der teekening. Daar komen vogels voor, welke men thans niet beter en fraaijer zou schilderen; ook sommige visschen en viervoetige dieren zijn uitmuntend. Verder ziet men fabelachtige dieren, onder anderen een viervoetig gevleugeld dier, en misschien enkele, wier soort uitgestorven is. Eenige zijn slecht geteekend en grof geschilderd, b.v. de giraffe.
|
|