Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1831
(1831)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBrief van eenen Noord-Nederlandschen vriend te Gent aan den redacteur der Vaderlandsche letteroefeningen.Gent, den 13 Januarij 1831.
Mijn Heer de Redacteur!
Gisteren avond ontving ik de beide laatst uitgegevene Nommers der Letteroefeningen, met uwe letteren; en hoe verheugde mij dat gezigt, daar ik sedert September geene maandwerken gezien had. Gretig verslond ik alle recensiën van brochures en geschriften, welke betrekking hadden tot de onverwachte gebeurtenissen, die sedert nog geen vier maanden Noorden en Zuiden in twee Staten verdeelden. Gij vraagt mij om eene bijdrage, alsof die uiterst belangrijk van mijne hand konde zijn. Voor nieuwstijdingen zijn uwe Letteroefeningen niet geschikt. Bijdragen, die zelfs voor de nakomelingschap belangrijk zouden zijn... Ja, die zijn er; maar kan ik die, en nu reeds, leveren? Zij zullen te zijnen tijde door bekwamer hand voorzeker geleverd worden. Het eenige, dat ik doen kan, is den indruk teruggeven, dien het lezen | |
[pagina 117]
| |
der verslagen en recensiën van de brochures van den dag op mij maakten, verzeld van die beschouwingen, welke het standpunt, waarop ik mij, schoon Noord-Nederlander, bevinde, in mij verwekten, en die natuurlijk verschilzigt geeft van dezelfde gebeurtenissen. Gretig las ik vooral de oordeelkundige recensiën der stukken van den dag, door den Graaf van hogendorp geschreven, en van lipman, hem wederleggende. In de schakering van het gevoelen des Graven zien wij, hoe de stoomgang der gebeurtenissen reeds te wege brengt, dat wij heden de zaken niet meer zoo beschouwen als gisteren; en kon het dan niet gebeuren, dat men morgen reeds weêr veranderde, ten opzigte van hetgene men heden als onwankelbare behoefte, als onvermijdelijken maatregel beschouwde, en aandrong bij hen, die welligt uit hooger standpunt, en meer bijzonderheden kennende, dan zij, die niet meer in den Raad zitten, zich van stijfhoofdigheid doen verdenken, terwijl zij waarlijk als Staatsmannen handelen? Hetgene mijne waarheidsliefde en onpartijdigheid in het lezen dier verslagen en recensiën het meest gestuit heeft, is de algemeene toon, waarop in die geschriften, als ook in de godsdienstige brochures, gesproken wordt. UEd. moet het zelf gevoelen, dat uwe vrage: ‘Nog steeds te Gent? Ik beef soms voor u,’ uitgaat van de vooronderstelling, dat hetgene in het algemeen waar is, ook tot in de minste bijzonderheden van toepassing is. Doch waartoe verder hierbij stilgestaan? Laat mij toe, om eenigzins aan UEd. verlangen te voldoen, mijne beschouwing van den staat der zaken mede te deelen, die ik hope, dat, zoo veel Noord-Nederland betreft, door UEd. en elken onpartijdigen toegestemd zal worden, en, voor zoo veel Zuid-Nederland betreft, een' grond van geloofwaardigheid heeft in mijn karakter, als ook in mijn bestendig verblijf te Gent. | |
I.Van weerskanten toegestaan zijnde het hatelijke en on- | |
[pagina 118]
| |
dankbare van den opstand, ook al ware die in de geboorte gesmoord; zoo is het niet minder van deze, dan van alle andere af te bidden gebeurtenissen waarheid, dat het goede aan de hand van het kwade gaat, en dat het voorregt en pligt is, zoo veel dit mogelijk zij, nu reeds te doen, hetgene het nageslacht beter kan, en dan zeker zal doen: deze en soortgelijke gebeurtenissen te beschouwen, gelijk nu de Christen en wereldburger b.v. de Kruistogten beschouwt; niet alleen als het werk van dweepers, maar tevens als onder het bestuur van Hem, die geen kwaad toelaat, zoo Hij geen grooter goed daardoor daarstelt. Er zijn gebeurtenissen, waarin de tijdgenoot buiten staat is, dat goede, hetgene uit het kwade voortvloeit, te zien; en dan blijft het eerbiedig gelooven, en zwijgen, over. Doch, mijns inziens, is dit het geval niet met de gebeurtenissen der laatste vier maanden, daar die omwenteling geheel in het voordeel is gekomen van Noord-Nederland en ten nadeele van het zuidelijk gedeelte, en dus tegen de bedoeling van derzelver bewerkers. Welligt staat ge verbaasd op het lezen van die wonderspreuk; en zij sluit voorzeker niet in eenige goedkeuring van het zedelijke van dien opstand, noch eenige vermindering van de schaden, verliezen, enz. welke daaruit voor geheel het noordelijk gedeelte des Rijks en zoo vele particulieren zijn voortgevloeid. Maar, ter goeder trouw, wat ware er van Noord-Nederland geworden zonder den opstand? Op den derden Maandag van October waren de Staten als gewoonlijk bijeengekomen, en de vergadering ware geopend geworden door eene malsche aanspraak des Konings; de zuidelijke leden, sterk door de plaats Brussel en door de gebeurtenissen in Frankrijk, hadden de snaren van toon tot toon hooger gespannen; eenige Noord-Nederlanders, ingenomen met de denkbeelden van Ministeriéle Verantwoordelijkheid enz. enz., hadden, ter goeder trouw welligt, de zuidelijke geholpen; en wat ware er dan van Noord-Nederland geworden, zonder een' opstand van die | |
[pagina 119]
| |
zijde, die bij vrienden van orde en rust, en welke de lessen der ondervinding nog niet vergeten hadden, niet zoo gemakkelijk ware tot stand te brengen geweest, of welligt te laat ware in het werk gesteld? Ik geloof, dat elk onpartijdig beminnaar van zijn vaderland, die Gods hand in alles ziet, en bijzondere belangen aan algemeene weet achter te stellen, zal moeten zeggen, gelijk Jozef tot zijne broeders: Gijlieden wel hebt het ten kwade gedacht, maar God heeft het ten goede gedacht. Hij heeft de wijzen gevangen in hunne arglistigheid! Veel meer, dan in 1813 en 1814, toen gansch Europa zich tegen Frankrijk met vrucht vereenigde, is het Noord-Nederlandsch karakter, deszelfs patriotismus en eensgezindheid en trouw aan het Huis van Oranje, gebleken; en in hoe korten tijd heeft het zich weten te herstellen van die verliezen, welke de onvermijdelijke gezellinnen waren van een' onverwachten opstand, die niets overliet, dan den opstandsoord te verlaten, en van verraders in de gelederen bevrijd te worden! En hoe nadeelig werd die opstand, in deszelfs gevolgen, voor Zuid-Nederland! Geen tak bijna van welvaart is ongeschonden gebleven, of wordt niet in de gevolgen bedreigd; terwijl de geestdrift voor dien opstand, het werk van eenigen, te hunner bate aangevangen, en dus zonder patriotismus, reeds den hoogsten graad bereikt heeft, en slechts door onwaardige middelen eenigzins levendig gehouden wordt. Neen, gelijk het een zegen is, dat de Poolsche opstand - moest die eens plaats hebben - niet gewacht heeft tot na het uitbarsten van een' Continentalen oorlog, - zoo die noodzakelijk mogt worden - maar zoo spoedig is uitgebroken (welks demping voor Rusland als 't ware een déjeûné zal zijn, en dan eene regt zedelijke werking zal hebben op zulken, die door gelijke koorts zijn aangetast); zoo is de Belgische opstand het behoud van Noord-Nederland in den tegenwoordigen toestand van Europa, door Frankrijks Omwenteling van Julij veroorzaakt. Zij, die nog tot de oppositiepartij behooren, beklagen het reeds, dat men door dien opstand zichzelven zwak, en het Gouvernement der | |
[pagina 120]
| |
noordelijke provinciën sterk gemaakt heeft; terwijl België met den hongerdood bedreigd wordt, zonder uitzigt om zich te herstellen. | |
II.Maar gelijk die opstand in de gevolgen heilzaam was ter redding van Noord-Nederland, zoo heeft hij eene gunstige zedelijke werking op de Zuid-Nederlanders. ‘De Omwentelingen hebben twee oorzaken,’ las ik ergens; ‘gebrek of weelde.’ Dit laatstgenoemde is voorzeker de oorzaak van de jongste omwenteling geweest; een geest van verblinding heeft de bewoners dezer streken, die den opstand begonnen en ondersteund hebben, bezield. Ik herinner het mij nog, hoe, den 10 September te Brussel eenige vrienden bezoekende, ik verbaasd stond van de gouden bergen, die men zich beloofde van eene scheiding, en van het bewind des Prinsen van Oranje - want dat was toen nog aan de orde van den dag. Met de krachtigste vertoogen, die men in het Journal de Gand en dat van Anvers vond, van de gevolgen dier scheiding, zelfs onder het bestuur van den Prins van Oranje, werd gelagchen; en men droomde van vrijheid der Schelde, Koloniën, deel aan de Marine, en vooral voordeelige handeltraktaten met Frankrijk!! België bevond zich dus in een' staat van sthenische ziekte, uit overmaat van gezondheid geboren; en het is bekend, zulk eene ziekte moet door verzwakkende middelen genezen worden, (indien ze geneesbaar is) en de oorzaken der ijlhoofdigheid moeten op dezelfde wijze weggenomen worden. Voor den menschenvriend is het eene aangename waarneming, als hij eene goede werking ziet van smartelijke geneesmiddelen, die zonder dat zijn hart dubbel zouden doen bloeden; en dit is het andere heilzame resultaat van den opstand en deszelfs schadelijke gevolgen, zoo onmiddellijk werkende, en de donkere vooruitzigten. Gelijk ik zeide, alle bronnen van bestaan zijn gestopt; en de minst ver- | |
[pagina 121]
| |
lichte klasse beseft het: dit komt van het wegjagen der Hollanders. Die het voorspeld hebben in September zijn sterk, door de vervulling hunner voorzegging elken dag met den vinger aan te wijzen. Het algemeen gevoelen is te dezen aanzien zoodanig, dat dien toestand, als een gevolg der glorierijke (!) omwenteling, te willen ontkennen, zou gelijkstaan met eene bespotting van het ongeluk, dat gedragen wordt; en daar men het niet kan ontkennen, dat men van de noordzijde doet, hetgene men in gelijke omstandigheden van de zuidzijde zeker doen zou, zoo verwekt dit, in plaats van wrevel, verlangen naar den voorgaanden staat van zaken, waarvan de Petitiën ten voordeele van den Prins van Oranje, als Chef van den Belgischen Staat, - bij het Congres niet in aanmerking genomen, en zelfs niet eens in handen eener Commissie voor Petitiën gesteld, maar waarvan niettemin duplikaat naar Londen is afgezonden - ten bewijze strekken. De geheele terugkeering van den vorigen staat van zaken te vragen kan niet, nu te Londen gezegd is, dat eene complete vereeniging der beide landen gebleken is ondoenlijk te zijn; doch de stellers en verstandige teekenaars dier Petitiën gevoelen zelve wel, dat het gevraagde een halve maatregel voor het volksgeluk zou zijn, maar twijfelen niet, dat het hierbij niet blijven zoude; ook zien dit de tegenstanders zeer wel in. Behalve deze verzwakkende geneesmiddelen, ter genezing der sthenische ziekte met goed gevolg aangewend, werkt nog mede de wijze, waarop het Congres te Brussel werkzaam is, alsmede het weinige, dat het Provisoir Gouvernement doet, om de rampen des volks te verligten; - men vordert dit toch van eene Regering! - en vooral de wijze, waarop het Comité diplomatique werkzaam is, om zich bespottelijk te maken voor Europa, en het Europeesch Congres te noodzaken, den draak met hetzelve te steken. Het is waarlijk amusant, de dagbladen te lezen, om te zien, hoe het Congres een Poolsche, Rijksdag is; en hoe der diplomatie van den nieuwen Staat, die maar niet zwijgen kan, berigten en | |
[pagina 122]
| |
advizen worden in handen gestopt, geschikt, ja, om den volgenden dag in de Journaux gelezen te worden, maar ook om daardoor den nadenkenden, te midden van het volksongeluk, een amusement te bezorgen! B.v. de Graaf De Celles berigt, dat hij den 8sten een' Courier naar Parijs heeft gezonden, en den 11den antwoord bekomen, op de vragen: of men den Prins van Leuchtenberg niet zou kunnen kiezen als Chef van den Belgischen Staat, huwende aan eene Fransche Prinsesse? Antwoord: Volstrekt geene samiliebetrekking van Bonaparte! - Of Frankrijk België wil hebben? Antwoord: Volstrekt niet! - Of men dan Prins Otho van Beijeren met vrucht zou kiezen, trouwende met Maria, dochter van Louis Philippe, als beide jonge lieden huwbaar zijn? Antwoord: Prins Otho zal geen tegenstand vinden; Prinses Maria is ziek, en kan men dus op dat punt niet antwoorden! - De Messager de Gand maakt de vernuftige aanmerking, dat welligt de Prinses er beter van zou geworden zijn, als men haar de vraag had voorgesteld!.... Doch neen, dat kon niet; want wilde Otho, een jongeling van 15 jaren, haar wel hebben? Eene depeche van den volgenden dag echter berigt, dat de Prinses, die zeker beter was geworden, wel zal willen!! - Als men zulke zottigheden in een Congres-nationaal hoort debiteren, door een' man, die te Rome het Concordaat sloot, is het dan te verwonderen, dat men het vermoeden heeft, dat deze zelf met een Congres spot, dat, 200 in getal, een Comité diplomatique wil uitmaken, en zaken van de hoogste discretie met opene deuren behandelt? Alles werkt dus zamen, om de sthenische ziekte te genezen; en België nu over denzelfden kam te scheren als vóór vier maanden, en tevens alle de gedeelten van België op gelijken voet te behandelen, is voorzeker eene onbillijkheid, even als dat men iemand, die reeds bijna van de cholera morbus genezen is, in dezelfde categorie wilde plaatsen als hem, die er van aangetast wordt, en die niet te streng afgezonderd kan worden, om be- | |
[pagina 123]
| |
smetting voor te komen en genezing te beproeven. Elke dag van rampen doet het getal der vrienden des Konings in het Zuiden aangroeijen, voor wie de lessen der smartelijke ondervinding niet verloren zijn, maar een' blijvenden indruk op hen maken. | |
III.Uit het vorenstaande zult ge dus nu opmaken, dat mij het denkbeeld van eene altijddurende scheiding niet zoo noodzakelijk, of liever hereeniging niet zóó onuitvoerlijk of zóó schadelijk voorkomt, als de schrijvers dier stukken, hoezeer anders uiteenloopende, en zelfs de meerderheid der Noord-Nederlandsche natie, en ook UEd., vaststellen. Het ideaal, hetwelk zich de Mogendheden voorstelden, door de vereeniging van Holland en België, was in het afgetrokkene toch fraai. Het liberale in dat plan, geschikt om alle denkbeeld van onderwerping van het eene gedeelte aan het andere weg te nemen, en daardoor de vereeniging der beide landen te bevorderen in denzelfden geest en gevoelen, heeft schipbreuk geleden op de ondervinding, en getoond, dat het Congres te Weenen de menschen alhier, en vooral hunne geestelijke leiders, te gunstig heeft beoordeeld: maar, wanneer eene treffende ondervinding van vier maanden rampen reeds uitwerkt, wat vijftien jaren zegeningen niet konden daarstellen, waarom zou dan vervolgens onuitvoerlijk zijn, hetgene nu gebleken is aan het doel niet te beantwoorden? en hetgene zoo wel aan de wijze van uitvoering dier vereeniging te wijten is, als aan de ongelukkige gemoedsgesteldheid van hen, die nu bij ervaring leeren, hoe hun volksgeluk met die vereeniging in het naauwst verband stond. In allen gevalle geloof ik, dat dit meer van de Verbondene Mogendheden, dan wel van Noord-Nederland geheel zal afhangen; daar Europa eene groote Republiek is, en eene denkbeeldige onafhankelijkheid, zelfs bij de Staten van den eersten rang, niet bestaat. Zijn wij zeker, dat eene weigering van het Gouvernement van Noord-Ne- | |
[pagina 124]
| |
derland, om te voldoen aan eene decisie van het Congres te Londen, eene daad van tegenkanting en onafhankelijkheid is; of welligt een stap ter bereiking van het doel van dat Congres? ...... Als wij den loop der zaken nagaan, en zien, dat België werkelijk door die Heeren te Londen, Talleyrand niet uitgezonderd, in het pak gelegd is, en dat de weigeringen van de zijde van Holland niet die gramschap en dat ongenoegen hebben opgewekt, [weigeringen, welke ik zie, dat men niet vreemd is, in Holland zelve, met den naam van gebrek aan goede trouw te betitelenGa naar voetnoot(*)] dan is het mij duidelijk, dat ook dat niet of slechts gedeeltelijk voldoen aan de Protocollen tot de middelen behoort, om het groote doel der Mogendheden te bereiken: zoo lang mogelijk den algemeenen vrede van 1814 en 1815, met den aankleve van dien, te handhaven. In die vooronderstelling een' hinderpaal te willen stellen aan dat behoud, (gelijk men van deze zijde gedaan heeft, door de eeuwige uitsluiting der Nassaus) is mij vreemd voorgekomen, bij de liefde, welke men in het Noorden voor Oranje gevoelt; maar welke, conditioneel zijnde, den grondslag zou leggen tot grooter ongeluk, dan de zuidelijke opstand heeft daargesteld, of zelfs het heilrijk gevolg vernietigen, hetwelk die opstand (I) werkelijk gehad heeft. Hoe weinig zien wij vooruit, bij den stoomgang der gebeurtenissen! Doch, zoo het der groote Mogendheden ernst is, den vrede te bewaren; de Fransche Demagogen het Fransch Gouvernement, dat ter goeder trouw schijnt, daar niet in verhinderen; en, ten gevolge daarvan, België aan deszelfs oorspronkelijke bestemming zal moeten beantwoorden, - dan voorzeker zou hereeniging, bij lengte van tijd, mede tot de middelen behooren ter bereiking van dat doel: en dezelve trapswijze en met die waarborgen tot stand te brengen, welke de lessen van | |
[pagina 125]
| |
vijftien jaren, en inzonderheid van 1830 Augustus en vervolgens, aan de hand geven, zoude die gevaren en nadeelen voorkomen, welke men nu, en niet zonder grond, van dezelve vreest, als zij zóó wierd daargesteld, het zij bij verdrag, het zij bij overwinning, als in 1815 liberaal, maar onmenschkundig, geschied is. De vrijheid van de Schelde en Antwerpen kunnen niet meer dat gewigt hebben, hetwelk zij gehad hebben, ten nadeele van Noord-Nederland, zoo lang er de Citadel en de Forten blijven bestaan. Welk koopman toch zal zich daar gaan nederzetten, die in weinig tijds in het geval kan komen om te moeten verhuizen, of in eenige uren huis en magazijnen in een' puinhoop veranderd te zien? Zal Antwerpen altijd eene geschikte haven blijven? Is Middelburg dàt nog, wat het te voren was? Hoe ver ligt Arnemuiden thans van de zee? ...... Ik heb naauwelijks zoo veel plaats, om UEd. te verzoeken, het geschrevene te verscheuren, als UEd. het der plaatsing onwaardig acht,Ga naar voetnoot(*) en te gelooven, dat ik niettemin blijve T.T. Q.N. |
|