Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1831
(1831)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijMijne wenschen.o, Wat valt er veel te wenschen,
Bij het einde van dit jaar!
't Oude drukte ons dierbaar Neêrland
En geheel Euroop zoo zwaar!
Stortte 't nieuwe zooveel zegen
Over ons, als 't oude leed;
Ach, hoe droegen wij de weelde,
Die het ons dan smaken deed?
Neemt mijn wenschen naar uw woning;
Voert ze mede in 't slaapsalet;
En, kunt ge u niet zalig denken,
Droomt u zalig in uw bed! -
'k Wensch dan Engeland een' Canning;
Rusland, bliksem van Jupijn;
Pruissen, ééns een Constitutie;
Frankrijk, veel Laffitte-wijn!
'k Wensch, dat voortaan onze Koning
(Hem de zegen van omhoog!)
Zijn Hem minnende onderzaten
Tellen niet, maar wegen moog'!
Wat in omvang 't Rijk moog' derven,
Wint het in moréle kracht;
Op de kaart twee derden kleiner,
Maar verhonderdvoud in magt.
'k Wensch den Prinse een rein gewisse,
Bij 't ontzag, als 's Konings Zoon:
Dit mag vorst noch slaaf ontbreken;
Dat, geen' erfgenaam der kroon.
Den Minister aan het laadje
Van ons kleine Koningrijk
Wensch ik volksgunst, en een schatkist,
Fortunatus' beurs gelijk!
Held Chassé zooveel laurieren,
Als zijn doopceêl dagen spelt;
Zooveel vers- en prozaglorie,
Als hij bajonetten telt!
| |
[pagina 100]
| |
Klink' hun, die vergif hem mengden,
's Nachts 't Wilhelmuslied tot spot;
Al hun drank zij Schelde-water,
Ratjetoe hun zondagspot!
'k Wensch den heethoofd Lafayette,
Dien volkaan met grijze kruin,
In het Pantheon een rustplaats,
Nimmer voet in Hollands tuin!
'k Wensch, die 't rad te Brussel draaijen,
Kaartjes voor het Carrousel,
Dat door Pluto wordt gegeven
Aan Gezanten van de Hel!
Brenge de afval van het afval
Van de natie ons geluk,
En die blaauwgekielde vrijheid
Hun 't verdiende slavenjuk!
'k Wensch den dappren strijders vrede
(Spijt hun wakker, fier gemoed)!
Zou hun bloed voor fielten stroomen?
't Is voor Belgen veel te goed.
Wat zal ik dien eedlen wenschen,
Die, volijvrig, geld en goed
't Vaderland ten beste gaven;
Ja, wat meer is, eigen bloed?
Die, aan pluksel en aan wanten,
Wordt er slechts een woord gemeld,
Meer verzorgen, dan ons leger
Wonden ligt en handen telt?
Is het penningsken der weduw
Welgevallig in Gods oog,
'k Wensch hun allen dan dien zegen,
Die het weldoen nooit bedroog!
'k Wensch het Vaderland, dat toonbeeld
Van opregte Godsdienstmin,
Van manhalte burgerdeugden,
Trouw en waren vrijheidszin, -
'k Wensch dat dierbaar land der vaadren,
Niet ontaard van d' ouden slam,
Zegen op het edelst streven,
Dat van God den oorsprong nam!
'k Wensch, ten slot, deez' MaatschappijeGa naar voetnoot(*)
Voortaan geen Op! - oppen meer;
Maar, voor marsch en wapenkreten,
Trouw- en wiegezang veeleer!
31 Dec. 1830. j.w. ijntema. |
|