Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1831
(1831)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHet Leger, werktuigelijke Kunsten, Petitsmaitres, Vrouwen, Tooneel, Spel.Dikwijls reeds hoorde ik zeggen, dat de krijgsmagt van het Chinesche rijk meer dan een millioen menschen bedraagt. Dit moge waar zijn; maar ik kan verzekeren, dat er nooit een groot leger bestond, hetwelk, de talrijkheid in aanmerking genomen zijnde, zoo zwak, tot verdediging van het land zoo ongeschikt en in de krijgskunst zoo onbedreven was. In het gewest Fokien (Fo - chen) was een burgeroorlog uitgebroken; de soldaten konden denzelven niet dempen, - doch gewoonlijk wenden zij daartoe ook geene po- | |
[pagina 29]
| |
gingen aan: wanneer acht- of tienduizend menschen te hoop loopen, om familietwisten te beslechten, blijven de krijgslieden rustige aanschouwers, tot dat er bloed vergoten is, en dan onderhandelen zij met de overwinnaars, ten einde die hun eenigen van de onderliggende partij uitleveren. Daarop zendt de Regering een snorkend berigt van behaalde overwinning op de muitelingen naar Peking, en vraagt de toestemming, om de hoofden der gevangenen te mogen laten afslaan. Het antwoord, dat gewoonlijk toestemmend uitvalt, is naauwelijks ontvangen, of de ongelukkigen ondergaan den dood, en daarmede is de zaak afgedaan. Men kan niet ontkennen, dat de Chinezen het, in zeker opzigt, zeer verre gebragt hebben in de werktuigelijke kunsten; doch dit is blijkbaar geen gevolg van regelmatig vorderen in de wetenschappen. Veeleer schijnt het een uitwerksel van eeuwen - lange ondervinding te zijn. Met oneindige moeite bereikten zij zeker punt, waarop zij staan gebleven zijn en steeds zullen staan blijven, wanneer zij hunne vooroordeelen niet afleggen en den weg der ware beschaving niet betreden. De Chinesche zijden stoffen staan wel, wat glans en vastheid van kleuren aangaat, verre boven de onzen; dit komt van geene bijzondere loog, althans van geene den Europeanen onbekende behandeling. Ik zag eens zijde verwen; hunne handelwijze was zeer eenvoudig, en zij gebruikten dezelfde zuren, waarvan men gewoonlijk in Europa zich bedient. De glans en vastheid der kleuren zijn zekerlijk grootendeels aan hunne bedrevenheid in het gebruiken der zuren, aan de gesteldheid der lucht en aan eenige andere gunstige omstandigheden toe te schrijven. Wegens de zeer geringe dagloonen, heeft men zeer vele menschen in het werk; de arbeid gaat onbegrijpelijk snel voort, en zoo lang een noordewind, Lay-fung genoemd, waait, hangt men de zijde terstond te droogen. In eene andere luchtstreek en bij eene andere wijze van behandelen zou men veel meer tijd daartoe noodig hebben, en juist hierdoor moesten de kleuren veel lijden. Nooit verwen de Chinezen eene kostbare stof, vóór dat de Lay-fung begint te waaijen, hetgene tegen het einde van September of met den aanvang van October gebeurt. Deze wind heeft eenen ongemeen droogenden aard. Nooit pakken de Chinezen thee of zijde, voor den uitvoer, bij vochtig weder, zoo niet de vreemdelingen, die vroeger willen vertrekken, daarop drin- | |
[pagina 30]
| |
gen. Bij het weven mogen zij eene handelwijze hebben, die wij niet kennen, bij het verwen is dit geenszins het geval. Vele Europeanen zullen misschien denken, dat onder een zoo ernstig, afgemeten en eenvormig levend volk geene petitsmaitres, geene bonvivants gevonden worden. Zij dwalen zeer; weinige landen hebben meer van dat kostbaar slag van menschen aan te wijzen, dan China, ofschoon zij daar hunne talenten niet tot zoodanige hoogte ontwikkeld hebben, als in andere gedeelten der wereld. Het toilet van een' Chineschen petitmaitre vereischt zware uitgaven: hij kleedt zich in de kostbaarste zijden stoffen; zijne laarzen of schoenen hebben een' bijzonderen vorm, en zijn uit het schoonste wit satijn van Nanking vervaardigd; de zool moet eene bepaalde hoogte hebben; fraai borduursel omgeeft zijne kniën; zijne pijpen zijn ten uiterste fijn; zijn tabak komt uit de beste fabrijk in Fokien; hij draagt een gouden Engelsch horlogie, een' tandenstoker aan een' ketting van kostbare parels, en een' waaijer, die te Nanking vervaardigd en met den geur van welriekende bloemen doortrokken is. Ook zijne bedienden zijn in zijde gekleed; zijn palanquin (draagstoel), kortom alles, wat om en aan hem is, moet zoo sierlijk zijn, als de gansche man zelf. - Ontmoet hij iemand zijner bekenden, zoo maakt hij met zijne gekunstelde manieren niet minder vertooning, dan de meest volleerde modepop in Europa; en daarbij komen dan de omslagtige pligtplegingen, waarin de Chinezen zoo mild zijn. Men treft soms rijke lieden in China aan, die uit gierigheid zich alleen uitwendig reinigen en opschikken; terwijl hemd en onderkleederen, die zij in langen tijd niet verwisselen, aan hals en mouwen, niettegenstaande het rijke bovengewaad, dat veel verbergt, de onzindelijkheid van den drager verraden. Die genen, welke met Europeanen omgaan, geven meer acht op reinheid; in het algemeen zijn echter de Chinezen niet zoo zindelijk, als men uit hoofde hunner warme luchtstreek vermoeden zoude. Zij geven zich over aan allerlei zinnelijk genot, en zijn geneigd, om alles tot het uiterste te drijven. Op hun tooneel heb ik dingen zien voorstellen, die ik niet mag beschrijven, en dat nog wel voor vrouwen, die er zich zeer in schenen te verlustigen. Doch deze worden daar ook zeer verwaarloosd; zij leeren lezen noch schrijven; zij kennen niets anders, dan borduren en | |
[pagina 31]
| |
muzijk, zoo dit dezen naam verdient; om den tijd te dooden, spelen zij kaart of domino, en rooken onophoudelijk. Mannen en vrouwen van de voorname standen komen nooit in gezelschap bij elkander. Voor den Chinees is het eene schande, met zijne vrouwen te eten, die gewoonlijk niet eens in hetzelfde gedeelte van het huis wonen. Ik ken echter sommigen, die in dezen boven het vooroordeel zich verheffen, en die zeggen, dat eene andere manier van leven hun bijzonder wel bevalt. De veelwijverij heeft zeker aan het karakter der Chinezen groot nadeel gedaan. Daar zijn lieden onder hen, welke zelfs in hoogen ouderdom nog steeds meer vrouwen nemen. Als ik op zekeren dag bij een rijk koopman spijsde, voerde men voor ons zekere tooneelstukjes of laffe kluchten uit, waarvan al het vernuft hierin bestaat, dat een norsch en eigenzinnig echtgenoot zijne vrouwen onbarmhartig afrost. Wij vroegen, of de beurt van slaan ook niet somwijlen aan de laatsten kwam, en verzochten onzen gastheer, dat hij, ons ten gevalle, nu mede een stuk van dezen aard zou laten geven. Hij nam er genoegen in, en liet terstond twee of drie blijspelen uitvoeren, waarin de vrouwen ware Furiën waren, en de man er zeer slecht afkwam. De tegenwoordig zijnde vreemdelingen lachten hartelijk, en wij konden wel bemerken, dat de vrouwen er veel vermaak in vonden; maar, toen de huisheer dit gewaar werd, en begreep, dat wij eenen en anderen zet op hem toepasselijk maakten, keek hij zuur, werd verlegen, en liet niet toe, dat men verder speelde. Wij mogen hieruit besluiten, dat de vrouwen, in weerwil der harde dwingelandij, welke zij te verduren hebben, nogtans somwijlen het meesterschap over hare gestrenge heeren erlangen. Bij naauwkeuriger waarneming ontdekte ik vervolgens, dat, wanneer een Chinees op eene zijner vrouwen verlieft, zij hem gewoonlijk onder de pantoffel brengt. De rijke lieden in China weten eigenlijk van geen huiselijk geluk; zij zoeken meestal hun tijdverdrijf in spelevaarten op het water, in het schouwspel, bij de wachtelgevechten en in andere spelen. Het spel is een heerschend kwaad onder alle standen, en wordt tot de grootste buitensporigheid gedreven. De Stadhouder van Canton heeft er de strengste maatregelen tegen genomen - hij liet de speelhuizen sluiten en de eigenaars gestreng straffen; doch het duurde niet lang, of er waren | |
[pagina 32]
| |
reeds weder even zoo vele als voorheen, en zij werden bezocht, alsof er niets gebeurd ware. De eenige oorzaak hiervan is buiten twijfel de veelvermogende bekoorlijkheid van het goud; want goud heeft den grootsten invloed op de ziel van eenen Chinees - dezen Afgod vereert en aanbidt hij met geheel zijn hart; en dit is geenszins te verwonderen, daar hij ziet, hoe deze God het zwaard der geregtigheid afweert en den beul in de wrekende armen valt. Behalve kaarten en dobbelsteenen, hebben zij nog verscheidene andere spelen. De meest geliefde zijn de wachtelgevechten, de krekelgevechten, en de vederbal, die met den voet geworpen wordt. Wil men twee mannelijke krekels met elkander laten kampen, zoo zet men ze in eene steenen kom van zes tot acht duim middellijn; ieder spoort zijnen krekel met eene veder aan, waarop zij langs den rand der kom rondloopen; bij elke ontmoeting stuiten zij tegen elkander: is dit een paar malen gebeurd, zoo geraken de diertjes in woede, en kampen zoo lang, tot dat zij elkander ombrengen. Hiermede vermaken zich geringe lieden; het wachtelgevecht is een tijdverdrijf der rijken. De kampwachtels vereischen eene naauwkeurige verzorging; ieder derzelven heeft een' bijzonderen oppasser. Deze oppassers dragen dezelve steeds in een' zak met zich, en laten ze slechts zoo veel in de vrije lucht, als tot de gezondheid, of om ze te voederen, noodig is. Wil men nu twee wachtels laten vechten, zoo plaatst men ze midden op eene tafel, waarom zich de weddenden scharen, en werpt eenige gierstkorrels tusschen beiden. Zijn het moedige dieren, zoo grijpt de een den anderen, op het oogenblik, dat hij eene korrel oppikken wil, aan, en zij kampen woedend een of twee minuten; de overwonnen vogel vliegt weg, en de overwinnaar blijft in het bezit van de gierst. De rijke Chinezen hebben altijd een' ruimen voorraad van wachtels, opdat zij kampspelen genoeg houden kunnen, om een groot gedeelte van den dag met dit tijdverdrijf door te brengen. Ook de weddenschappen nemen veel tijd weg; soms wordt een wachtel, die wegens honderd of meer zegepralen beroemd is, door eene onbekende en onvermaarde tegenpartij overwonnen; en dan volgen er geweldig groote weddenschappen en nieuwe kampgevechten, tot dat de nieuwe strijder ook weder zijnen man gevonden heeft. Bedenkt men nu, hoe weinig vermaak zoodanig tijdverdrijf, in vergelijking van tijd, moeite en kosten van het houden der | |
[pagina 33]
| |
wachtels, verschaffen kan zoo moet men zich verwonderen, dat hetzelve zoo zeer geliefd is; maar alleen buitensporige speelzucht is daarvan de oorzaak - twee groote gierigaards van mijne kennis waren groote liefhebbers van dit spel. Aan tafel drinkt men te zamen, gelyk in Engeland; maar zal het eens plegtig geschieden, zoo staan de drinkenden op, en treden midden in de kamer, met de drinkschaal in beide handen; daarop brengen zij die aan den mond, en laten dezelve dan weder tot bijkans op den grond nederdalen - die het diepste buigt, is de hoffelijkste. Dit herhalen zij drie, zes of negen malen, waarbij de een naauwkeurig de bewegingen des anderen namaakt; eindelijk zetten allen te gelijk de schalen aan den mond, ledigen die allen gezamenlijk, en keeren dezelve dan om, ten einde te toonen, dat men ze tot den laatsten druppel toe heeft uitgedronken. Daarop maken zij op nieuw dezelfde complimenten als te voren, en begeven zich allengs weder aan tafel, om verder den eetlust te voldoen. - Zij hebben nog een ander drinkspel, waarvan ik eenig denkbeeld zal trachten te geven: Wanneer de bekers gevuld zijn, leggen de beide personen, die spelen willen, de regterhand op de tafel; nu steken zij naar elkander een' of meer vingers uit, en roepen beiden te gelijk: een, drie, vijf, enz.; wanneer nu de een raadt, hoe veel vingers de ander uitgestoken heeft, moet de laatste drinken. Dit spel heeft veel overeenkomst met de mora der Italianen, met dit onderscheid echter, dat laatstgenoemden om geld spelen. Bij de Chinezen nu duurt dit spel dikwijls langer dan een uur, tot dat een der spelers, wanneer hij te veel verloren heeft en zijn hoofd duizelig begint te worden, het veld ruimen moet. Wanneer men te Canton op eenen feestdag langs de rivier gaat wandelen, hoort men tot vervelens toe het geschreeuw van dit luidruchtig tijdverdrijf waarbij men zich de ruwe zeden onzer voorvaderen bij hunne drinkgelagen herinnert. |
|