Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1831
(1831)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 690]
| |
Bijdrage tot de meer algemeene en noodzakelijke kennis der Cholera, enz. Te Rotterdam, bij A.F.H. Smit. 1831. In gr. 8vo. 17 Bl. f : - 25.
| |
[pagina 691]
| |
wordt aangeprezen, wie zal giften van 10-20 grein Calomel en 40-50 droppels Laudan. aan de handen van onkundigen durven toevertrouwen? Het publiek kan dus zijn geld beter besteden, zoo het iets over de Cholera hebben wil. No. 2 is van Duitsche herkomst, eene vertaling van een in Berlijn van wege de Pruissische Regering uitgegeven stuk, daarna bijna woordelijk overgenomen in de Aanwijzing ter bewaring van de gezondheid en voorbehoeding van de aansteking van den Aziatischen Braakloop, door de van landswege aangestelde Commissie op 's lands kosten publiek gemaakt, en eindelijk later grootendeels gereproduceerd in de wenken voor het niet-geneeskundig publiek met opzigt tot de Cholera, door Prof. van der breggen; zoodat, indien men het Pruissische regeringsstuk niet bezit, men volstaan kan met het onze, dat nog eenigzins genationaliseerd is door een' wenk over het schoonmaken, waarin gewaarschuwd wordt tegen het onmatig schrobben met veel water, en aan het dweilen de voorkeur wordt gegeven! Men kan derhalve ook hier zijne penningen besparen, en koope óf het Duitsche oorspronkelijke, óf de op 's lands kosten gedrukte vertaling voor 15 centen. No. 3 is eene vertaling van den Apothecar en Chemist meylink te Deventer. Deze gaat van de overtuiging uit, dat men thans niet te veel, wel te weinig over deze zoo veel vrees inboezemende ziekte lezen kan!! In hoeverre het werk, dat hij vertaald heeft, eene bijzondere waarde bezit, laat hij aan de beoordeeling der Geneeskundigen over. Misschien was hij beducht voor het: manum de tabula. Maar waarom dan vertaald? Ne sutor ultra crepidam. Waarlijk, men moet al een zonderling denkbeeld van boekschrijven hebben, om een werk te durven uitgeven of vertalen, zonder over de zaak, waarover het handelt, noch over de wijze van behandeling te kunnen oordeelen! Wij vergen niet te veel, als wij verlangen, dat ieder schrijver of vertaler zich bepale bij zoodanige onderwerpen, als hem bekend zijn. Dan, nu volgt de vraag: is tilesius, de oorspronkelijke schrijver, der zake kundig? Wij laten hemzelven spreken. Na gezegd te hebben, dat hij de Cholera gedurende zijne reis in China op Deensche en Amerikaansche schepen gezien had, doch niet zoo aanstekend en snel doodend als in Rusland, voegt hij er bij: ‘Ik houde het te meer voor pligt, het mijne bij te dragen tot de beraadslagingen der artsen, die thans | |
[pagina 692]
| |
in de dagen des gevaars geraadpleegd worden, hoe weinig ik ook overigens van den staat der ziekte, die tegenwoordig van Odessa tot Astrakan en tot Moscou woedt en het land ontvolkt, door deskundige Geneesheeren onderrigt ben. Ik weet derhalve niet, of gene ziekte met die, welke ik in Indië gezien heb, iets meer dan den blooten naam, die daarenboven vrij onbepaald is, gemeen hebbe, ja, dan neen.’ En nu, geachte Lezer, wij bieden u de vertaling aan, door een' Artsenijkundige, van een geneeskundig werk, door een' Arts geschreven over eene hem onbekende ziekte! Aan u zij het overgelaten, in hoeverre gij waarde meent te mogen hechten aan zoodanigen arbeid. Recensent heeft met dergelijke bijdragen weinig op, van gevoelen zijnde, dat alleen het werk van ooggetuigen aandacht verdient, en alle andere, hetzij theoretische, hetzij praktische voortbrengselen, met wat namen en aanbevelingen ook in de wereld gezonden, tot den nutteloozen ballast behooren, met welken onze boekerijen maar al te zeer overladen zijn.Ga naar voetnoot(*) |
|