het opschrift:
De Kerkhervorming zelve. Dit eerste gedeelte nu beslaat 45 bladzijden, en behelst een kort overzigt van de Geschiedenis der Christelijke Kerk tot op
luther. Hier vindt men menige goede aanmerking. De Schrijver wijst aan, hoe verschil van begrippen al vroeg ontstaan is, en, in die omstandigheden, wel ontstaan moest. Hij erkent het goede, door de R.C. Kerk voor de Christenheid gedaan, maar vermeldt ook het kwade, door invloed of bewerking van Rome veroorzaakt; hetgene ten laatste de
Hervorming noodzakelijk maakte. Ook komen er dingen voor, welke men, althans in eene preek, niet verwacht zoude hebben; b.v. wederlegging van het gevoelen, dat
erasmus ook een
Hervormer en wel een
eerste of
ware Hervormer zou geweest zijn.
Vos heeft gelijk; maar het behoorde hier geenszins. Doch hij is alles behalve naauwkeurig, wanneer hij schrijft, dat
menno simons (van wien hij overigens met lof melding maakt), te
Witmarsen (
Witmarsum)
geboren,
de wilde horden der Munstersche wederdoopers tot stille,
ordelijke gemeenten vormde. (!) Het tweede deel der preek, bl. 58 aanvangende, loopt over
de voordeelen der Kerkhervorming. Doch de Prediker verontschuldigt zich, dat
hij het geduld (zijner hoorders of lezers?)
reeds zoo lang op de proef gesteld heeft, en betuigt,
zich tot weinige aanmerkingen te willen bepalen. Alvorens ter zake te komen, spreekt hij eerst nog over de redenen, waarom de Kerkhervorming niet
vroeger plaats had. Hier stuitte Rec. niet weinig de stelling, dat
de menschen niet anders dan blinde werktuigen der Godheid zijn, en ook de uitdrukking, dat
de invoering van het
Christendom het werk was van een armen timmermanszoon. vos wilde betoogen, dat
de Kerkhervorming het werk van God is, en hierin heeft hij gelijk. Voorts wederspreekt hij eenige beschuldigingen tegen de Hervorming; onder anderen, dat dezelve den grond zou gelegd hebben tot de
Fransche Omwenteling en tot het
Jacobijnendom. En dan is de Prediker eindelijk ten uiterste kort over de