Gent, en de grondbeginselen, bij de Unie van Utrecht aangenomen. Alleen zoude zoodanig werk minder voor alle klassen van Lezers geschikt zijn, en daardoor het doel missen, 't welk de vaderlandlievende Hoogleeraar zich voorstelde, om namelijk de geestdrift onzer Landgenooten door het voorbeeld hunner Voorvaderen nog sterker aan te vuren, en daarbij eene bijdrage te leveren tot den roem van Oud-Nederland.
Dit edel doel trachtte de Hoogleeraar te bereiken, door, uit de vroegere en latere Geschiedenis van het oude Nederland, zulke bijzonderheden bijeen te zamelen, als strekken kunnen, om de voornaamste diensten te doen kennen, door de Schutterijen en gewapende Burgermagt in 't gemeen, in tijden van gevaar, aan het Vaderland bewezen.
Na een kort woord over den oorsprong der Stedelijke Schutterijen (bl. 1-3) verhaalt de Schrijver beknoptelijk de diensten, door dezelve en door gewapende burgers bewezen in de oudste tijden tot op den oorlog met Spanje (bl. 4-20). De overige rubrieken zijn: Oorlog tegen Spanje (bl. 20-104). Oorlog tegen de Franschen en hunne bondgenooten, in 1672 en volgende jaren (bl. 105-148). Latere oorlogen tegen Frankrijk, en bijzonder die van het jaar 1747 (bl. 148-155). Latere krijgsdiensten van burgeren tot aan de herstelling der Nederlandsche onafhankelijkheid in het jaar 1813 (bl. 156-188). Krijgsdiensten van burgeren tot herwinning en handhaving der Nederlandsche onafhankelijkheid in de jaren 1813, 1814 en 1815 (bl. 189-253). Bijvoegsels en verbeteringen (bl. 254-261).
Dit alles, in des Hoogleeraars helderen en edelen stijl behandeld, levert eene even aangename als in onze dagen nuttige lektuur op. Als een model van kiesche en onpartijdige behandeling beschouwen wij het Hoofdstuk over 1787, 1795 enz. Van hoe teederen aard dit onderwerp ook zijn moge, wij houden ons overtuigd, dat de Schrijver aan geen' bedaarden en onpartijdigen eenigen aanstoot zal gegeven hebben.
Hetgeen bij ons de waarde van dit werk verhoogt, is, dat juist siegenbeek de Schrijver daarvan is. Geleerdheid en Taalkennis daargelaten, wie kon meer bevoegd zijn tot het uitgeven eener Geschiedenis der Burgerwapening, dan hij, die zijnen eenigen Zoon, de hoop zijner klimmende jaren, tot verdediging van het Vaderland, gewapend naar