Hoe voordeelig steekt die Priester af bij den Zendeling buttenaar! Men zie IIde D. bl. 88 enz. en bl. 91, waar wij lezen: ‘Zoo durfde hij met een buisje aan tafel komen, eenmaal toen er twee Koningen ter maaltijd waren. Dan weder liet hij den Gouverneur wachten, en in zeker gezelschap, waar ik zelf ben tegenwoordig geweest, trok hij zijn' rok uit, en bleef den geheelen avond in een wit, doch niet zeer helder buisje zitten, met de beenen nu en dan op tafel. De voorgaande levensloop van dezen Zendeling is juist niet zeer luisterrijk noch vereerend geweest, immers wanneer het waar is, wat men hier van zijne geschiedenis verhaalt. Te weten: hij zal dan als koffijhuisjongen bij het biljart gestaan, en den post van markeur waargenomen hebben. Mij dunkt ik hoor hem roepen: quatre à deux, cinq à six! enz. Iemand van het garnizoen hier (te Makassar) verklaart, hem als Korporaal gekend te hebben; later is hij in Amsterdam winkelknecht bij een' tabaksverkooper geworden; en na al deze voorbereidende scholen doorloopen te hebben, is hij bevorderd tot de Akademie van Berkel, om zich onder Professor kam (een ander, doch, zoo ver wij weten, achtenswaardig Zendeling) verder te volmaken. De studiën geëindigd en buttenaar uitgeleerd zijnde, heeft men hem tot Zendeling gekneed, die zich op Makassar zijn eerwaarde laat noemen, en zoo dolgaarne eene rol van domine speelt.’
Bl. 173 enz. levert de Schrijver een indrukmakend tafereel van eene door hem bijgewoonde aardbeving, waterberoering, en daardoor veroorzaakte overstrooming, op Boelecomba. Bl. 180 en 181 geeft hij de natuurkundige verklaring, almede in een' schilderachtigen en welsprekenden stijl; erkent het bestuur der Voorzienigheid; toont de dwaasheid aan van het geloof aan toeval of noodlot, en antwoordt op de tegenwerping, dat de omgekomene slagtoffers van de ramp toch wel ongelukkig zijn: ‘Wie zegt u dit? Men moet eenmaal sterven, en een langdurig ziekbed, waar men met benaauwdheid of lijden te kampen heeft, is vast niet verkieslijk boven een' spoedigen dood in de golven. Over het eeuwig lot van uwe omgekomen medemenschen past het u niet te oordeelen, en weet, dat een plotselijke dood nooit een bewijs oplevert voor ellende in een ander leven. Kleine kinderen, die mede weggeraapt worden, zullen zeker beter ontwikkeling en voorbeeld in de hemelsche gewesten, dan