overslaan der woorden aan te moedigen of op te wekken. Wij lezen aldaar: ‘Dit in te zien, en tot de ondernemingszucht en volharding, die vroeger zoo bij uitstek den Hollandschen Handelaar kenmerkten [vul hier in: op te wekken of aan te moedigen], ziedaar de behoefte van het tegenwoordige, zoo hetzelve de grondslag eener betere toekomst zal worden.’
Wat de hier behandelde onderwerpen betreft, zeker zijn die alle gewigtig, en hetgeen er van gezegd wordt, getuigt van gezond verstand en kennis van zaken. Bijzonder behartigenswaardig niet alleen, ofschoon bij uitstek voor Amsterdam, maar ook grootendeels voor andere onzer koopsteden, vonden wij den blik op sommige aangelegenheden betreffende den Amsterdamschen Handel, naar aanleiding van een artikel, geplaatst in het Algemeen Handelsblad van 24 Nov. 1830. Wie zou niet instemmen met het aangemerkte ten voordeele van de zoogenaamde tweede hand, of den middelstand van onzen handel? Wie zou het zoogenaamde lippen, of ter sluip koopen door Makelaars voor eigen rekening, inzonderheid nadat de verderfelijke gevolgen daarvan hier zoo goed uiteen zijn gezet, niet helpen afkeuren? Wie wenscht niet, dat onze kooplieden meer met den geest des tijds leeren voortgaan, en zich niet slaafs aan verouderde vormen blijven binden? En wie hoopt niet (om een' terugsprong op het eerste stukje te doen), dat zij de gegevene wenken, zoo veel hunne omstandigheden toelaten, zullen opvolgen? - Ook het Vertoog over de nijverheid der van ouds vereenigde Nederlanden is belangrijk en leerzaam. Men vindt het in het eerste stukje. In dat eigen stukje toont het Iets over Handel en Oorlog aan, dat beide zeer wel kunnen gepaard gaan. In de Boekbeschouwing vinden wij de aanmerking, dat elink sterk, zelf een Commies, er zoo zijn hoofdwerk niet van maken moest, om eene soort van oppositie tegen 's Lands Bestuur te maken, (en wel in het vak, waarbij hij geplaatst is) niet geheel ongegrond; maar gelooven niet, dat eene planmatige oppositie het doel van dien Heer is: en wij hopen, dat hij zich niet zal laten afschrikken, op eene voegzame wijs, (gelijk althans ten opzigte der Regering zijne
gewoonte is) zijne denkbeelden ter toetsing te geven. De beoordeeling der Gemeenzame Brieven keuren wij goed, voor zoo ver het gestelde der Briefschrijvers ten voordeele onzer vereeniging met België, en hunne onredelijke afkeuring van de daden der Regering in 't algemeen, en van het