door aankoop, een Handschrift eener Nederduitsche Vertaling van den bijbel in onrijm, door maerlant vervaardigd, in eigendom te verkrijgen, en vermeende den beminnaren onzer Letterkunde geene ondienst te doen, met hun dit, in zeer vele opzigten belangrijk overblijfsel der oudheid, wat nader te leeren kennen.’
Na kortelijk over maerlant's verdiensten gehandeld te hebben, als die niet alleen door zijne veelvuldige schriften het sieraad zijner Eeuw was, maar zelfs het eerst, en wel in 1270, eene berijmde Vertaling van den Bijbel gemaakt heeft, merkt hij op, dat het tot nog toe onzeker was, of maerlant nog eene Vertaling van den Bijbel in onrijm zoude vervaardigd hebben. Le long, die een Handschrift, in 1400 geschreven, van de Prozavertaling van den Bijbel bezat, kwam dit wel niet geheel vreemd voor; doch het bleef onzeker. Men schijnt ook nu niet te weten, waar dat Hss. en nog een dergelijk van 1322 gebleven is; zoodat men, zegt de Schrijver, zoo al niet omtrent het bestaan eener Prozaïsche Vertaling van den Bijbel door maerlant, althans aangaande derzelver inhoud, geheel in het onzekere verkeert.
Hierom geeft de Schrijver verslag van zijn Hss., 't welk in den jare 1358 is geschreven, in folio, op parkement, en 488 bladen bevat. ‘Deze Vertaling,’ zegt hij, bl. 16, ‘is naar de Latijnsche Overzetting (Vulgata) vervaardigd: intusschen is de Historia Scholastica van petrus comestor even als in den Rijmbijbel in deze Vertaling gevolgd, niet alleen bij de schikking der boeken, maar ook op verscheiden plaatsen, en zijn tevens, behalve sommige ongewijde verhalen en overleveringen, vele verklaringen daaruit overgenomen.’
Dit wordt vervolgens nader in de bijzonderheden aangetoond, waartoe een geregeld Verslag van den inhoud van dit Hss. eene voegzame gelegenheid geeft. Achter dit Verslag volgen, als Bijlagen, eenige proeven van vergelijking van het Hss., te weten A met den Rijmbijbel, B met de Vulgata, C en D met de Historia Scholastica, en E met maerlant's Spiegel Historiael.
Blijkens hetgeen in de Voorrede en op bl. 27 is gezegd, had de Schrijver met de uitgave van dit werkje een tweeledig doel: Io. om een Verslag van het bestaan dezer Proza-Bijbelvertaling in het licht te zenden; en IIo. om daardoor