Han van IJsland, of de laatste Afstammeling van Ingolphus den Verdelger. Vrij vertaald door J. de Keyzer. Te Amsterdam, bij Gebr. van Arum. 1830. In gr. 8vo. 418 Bl. f 3-60.
De hoofdpersonen, wier geschiedenis hier in den romantischen trant wordt behandeld, zijn eigenlijk: de Graaf van Griffenfeld, zijne dochter Ethel en haar minnaar Ordener Guldenlew. Het tooneel des verhaals is Noorwegen. De oude Griffenfeld, buiten zijne schuld in ongenade vervallen, is tot eene levenslange gevangenis veroordeeld. Ordener, de zoon van zijnen grootsten vijand, geraakt met hem bekend, vat achting op voor hem en liefde voor zijne dochter Ethel. Het gelukt hem, de onschuld van Griffenfeld aan het licht te brengen, en aan den ouden staatsdienaar diens vrijheid, waardigheden en goederen te doen terug verkrijgen; en hij ontvangt nu, tot belooning, zijne beminde Ethel als echtgenoote. Han van IJsland was een in dien tijd berucht roover en moordenaar, de schrik van geheel Noorwegen. De schrijver heeft het verhaal der gruwelen van dezen booswicht in zijn verhaal weten in te weven; en daaraan hebben wij het te danken, dat, gelijk de vertaler hen noemt, de liefhebbers van het wreede en akelige zich in dezen roman kunnen vergasten op het drinken van menschenbloed uit de hersenpan van den verslagenen, en op het azen door den moordenaar op de lijken der vermoorden! Ook de beul van Drontheimhus, die al schertsende zijn' eigen broeder opknoopt, is voor dezen een lekker beetje. Ofschoon ook ‘de liefhebbers van het zachte en teedere’ hier hunne gading vinden, vreezen wij, dat het bloote gezigt van die kannibalen-geregten hun reeds den eetlust zal bederven. De schrijver heeft de les van horatius uit het oog verloren:
Digna geri, promes in scenam: multaque tolles
Nec pueros coram populo Medea trucidet:
Aut humana palam coquat exta nefarius Atreus.
Voor eenen roman in den smaak van w. scott, dat zal moeten heeten eenen geschiedkundigen roman, vinden wij wat al te veel onwaarschijnlijkheden in denzelven; bij voorbeeld dien Han, den menscheneter, die zijnen dorst lescht met menschenbloed en zeewater; alle die plegtigheden der Roomsche kerk, zoo als de aanroeping van heiligen door Protestanten, en dergelijke meer. Wat de vertaling betreft, hebben wij hier en daar nog al iets gevonden, dat minder naauwkeurig is; bij voorbeeld fichtenboomen voor pijnboomen, geregte voor regtvaardige. Geheel onverstaanbaar waren ons de woorden: ‘het water van den heilige, die zich versterft.’ - Door deze aanmerkingen willen wij echter niet tegenspreken, dat vele gedeelten van het werk belangrijk zijn, en dat vooral de geschetste natuurtafereelen en de tooneelen, die de zeden en gewoonten der land- en bergbewoners van Noorwegen voorstellen, eene onderhoudende lectuur opleveren.