ning ingezien de voor ons liggende Schets, welke gelukkig niet alleen voor de Kadetten-Akademie, maar ook voor menige andere kweek- en leerschool van nut kan zijn, vooral wanneer bekwame Leermeesters haar slechts beschouwen, gelijk zij is, als eene handleiding, om verder over de algemeene en vaderlandsche Geschiedenis uit te weiden. Achter het werk heeft men een Chronologisch overzigt der Algemeene Geschiedenis, eene aanwijzing van de uitspraak van nog eenige namen en woorden, zoo ver die niet reeds in het werk zijn aangeteekend, en eenen inhoud. Alles is zeer gemakkelijk ten gebruike ingerigt. De verdeeling der tijdvakken is eenigzins anders dan de gewone. De Geschiedenis des Vaderlands is, om als zoodanig afzonderlijk op den titel vermeld te worden, ons wat schraal voorgekomen. Van de Grafelijke Regering, en wat aanleiding gaf tot vestiging van ons Gemeenebest, had, als bij inleiding, iets moeten gemeld worden. Wij hebben hier
en daar iets belangrijks omtrent de Lydiërs en de Phoeniciërs gemist. Heeft Sidon geene Koningen gehad? Is in de Perzische Geschiedenis niet, als bij uitsluiting, herodotus gevolgd, en op xenophon minder acht geslagen? Was zoroaster, als insteller van de Perzische Godsdienst, niet waardig te vermelden? Deze vragen zou men met andere kunnen vermeerderen; maar aan dergelijke zal het in zulke korte overzigten nooit geheel ontbreken. Genoeg, dat wij het geheel verdienstelijk keuren, van harte wenschende, dat het geleerde lid van het Koninklijk-Nederlandsche Instituut, waardige zoon van een' grooten vader, spoedig eenen beteren werkkring vinde voor zijne geleerdheid en smaak, dan hij thans heeft.