tot het uiterste aan hunne overmagtige aanvallers tegen te stellen. Het werk bevat daardoor eene aaneenschakeling van grootere en kleinere gevechten, strooptogten, krijgslisten en belegeringen, waarin niet alleen de heldenmoed, maar ook de krijgskunde, zoo der Spanjaarden als der Mooren, meestal schitterend uitblinkt. Zij verdient alzoo, ook uit het oogpunt der krijgskundige geschiedenis, de opmerking van hen, wien dat vak van wetenschap ter harte gaat. Zoo vindt men hier niet alleen het gebruik van eene ontzaggelijke belegeringsartillerij, maar zelfs het aanleggen van mijnen, en eindelijk nog het gebruik van buskruid tot het opbersten daarvan, van welk laatste wij niet wisten, dat zulk een vroeg blijk bestond, gelijk dit dan, ook op bl. 91 van het tweede Deel, als het eerst bekende voorbeeld daarvan wordt opgegeven.
Of echter de vorm, waarin deze gebeurtenissen voorgedragen worden, wel de beste zij, zouden wij grootelijks bewijfelen. Wanneer wij de Grieksche en Romeinsche Geschiedschrijvers vergelijken met de Kronijken der Middeleeuwen, en deze laatste weder met de nieuweren, als hume, gibbon, von muller, archenholtz, kan de toenadering tot den Kronijkvorm waarlijk als geene wenschelijke zaak beschouwd worden. En dit echter is hier opzettelijk geschied. Op den titel reeds lezen wij: ‘naar het Handschrift van antonio agapida.’ Deze agapida schijnt een kloostermonnik geweest te zijn, en eene Geschiedenis van den Moorschen Krijg te hebben nagelaten, welke in de Bibliotheek van het Escuriaal bewaard wordt. De Heer washington irving zegt zelf, in het begin zijner Voorrede: ‘Ofschoon de volgende Kronijk den naam van den Eerwaardigen Pater agapida op haren titel aan het hoofd voert, is zij meer eigenlijk een weefsel, welks schering de overgebleven stukken van des Paters werk uitmaken.’ Hij heeft dezelve dan ook uit andere Spaansche en Arabische kronijken, welke meestal onder de bladzijden worden aangehaald, aange-