Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1831
(1831)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 368]
| |
roman. Of is georg döring, de Schrijver der Mumie van Rotterdam, eene der jammerlijkste prullen, met welker overzetting in onze taal een Vertaler zich ooit bezondigd heeft, dan niet dezelfde als Dr. george döring, de Autheur van het werk, dat wij thans aankondigen? Wij weten het niet; maar, indien het zoo is, is het een nieuw blijk, dat vele buitenlandsche Schrijvers, die anders blijken geven, dat zij niet ontbloot zijn van bekwaamheid, met blindheid geslagen worden, of moedwillig een hansworstenpak aantrekken, zoodra zij Nederland en deszelfs bewoners voorstellen zullen. Hoe het daarmede ook gelegen zij, dezen roman aarzelen wij niet te rangschikken onder de goede, aangename en nuttige werken van dezen aard. Wij willen kortelijk den inhoud van het verhaal mededeelen. De Baron von ammer laat zich, op een ongegrond vermoeden, aangehitst door trotsche en baatzuchtige bloedverwanten, scheiden van zijne onschuldige echtgenoote, en weigert zelfs haren zoon als den zijnen te erkennen. Zijne tweede echtgenoote schenkt hem ook eenen zoon. Kort vóór zijnen dood verneemt hij de onschuld van zijne toen reeds gestorvene eerste echtgenoote. Daar hij aan haarzelve het door haar geleden onregt niet meer kan vergoeden, wil hij dit doen aan zijnen en haren zoon, en bepaalt, dat, na zijn overlijden, beide broeders, voor een gelijk aandeel, zijne erfgenamen zullen zijn. De bloedverwanten der tweede vrouw weten echter deze uiterste wilsbeschikking te verdonkeren, en de oudere zoon wordt verjaagd, en onbarmhartig zonder hulp in de wijde wereld gestooten. Bij alle de slinksche streken, welke de moederlijke bloedverwanten aanwenden, om, bij den vroegen dood des vaders, den jongeren zoon alleen in het bezit te stellen van het rijke vaderlijke erfgoed, verwaarloozen zij diens opvoeding. De jongeling valt daardoor in de handen van eenen verfoeijelijken huichelaar, die, als paedagoog, zijnen leerling tot eenen dweeper maakt van de ergste soort, die, geheel nutteloos voor de zamenleving, eene walg heeft van alle wereldsche zaken en bezigheden. De booswicht weet ten laatste den jongen Baron geheel te verwijderen van zijne geboorteplaats, beweegt hem, om te zijnen voordeele van zijne goederen afstand te doen, en zich aan het gewoel der zondige wereld te onttrekken in eene afgelegene streek, waar het verkeer met buitensporige geestdrijvers, gepaard met het aanschouwen van wilde en sombere | |
[pagina 369]
| |
natuurtooneelen, het hoofd en hart van den bedrogen jongeling hoe langer hoe meer verbijsteren, en waar hij, door overspanning der hoog opgewondene hartstogten tot halsbrekende ondernemingen verleid, op eene jammerlijke wijze om het leven komt. Intusschen had de onbarmhartig verstooten oudere zoon eenen vaderlijken vriend gevonden, door wien hem eene zorgvuldige opvoeding was ten deel gevallen. Eindelijk geraakt hij zelfs in het bezit van zijns vaders uiterste wilsbeschikking, doet zijn wettig regt gelden, wendt te vergeefs alle mogelijke pogingen aan, om zijnen broeder te redden, geraakt daardoor in dreigend levensgevaar, hetwelk hij evenwel nog ontkomt, en aan het einde rijk en gelukkig wordt. Wanneer wij bij deze opgave der hoofdzaken nog voegen, dat derzelver verhaal opgetooid en afgewisseld wordt door dat van belangwekkende avonturen en door bevallig geschilderde karakters en natuurtooneelen, dan zullen wij genoeg gezegd hebben tot verzekering, dat de lezing van dit boek aangenaam onderhoud verschaft. Maar wij oordeelen de lezing ook nuttig, vooral omdat de dweeperij hier tot waarschuwing regt levendig wordt voorgesteld; en dat wel de dweeperij geheel op zichzelve, afgezonderd van die kenmerkende leerstukken van bijzondere godsdienstige gezindheden, welke, ofschoon zij soms door dweepers misbruikt worden, door vele verstandige leden van die gezindheden nog op hoogen prijs gesteld worden. Zoo wordt het kwaad zelf aangetast, zonder dat iemand in zijne godsdienstige overtuiging wordt gekwetst. |
|