landsche Letteren aan het Athenaeum te Brugge, enz. Te Amsterdam, bij Schalekamp en van de Grampel. 1831. In gr. 8vo. VI en 96 bl. f 1-10 c.
De Heer van genabeth, laatstelijk Professor der Vaderlandsche Letteren aan het Athenaeum te Brugge, van waar hij, ten gevolge van den snooden opstand, met zijne gade en talrijk kroost, doch met achterlating zijner goederen, de vlugt nemen moest, geeft ons in dit stukje een verhaal van zijn veertienjarig verblijf in België. Men zou zich bedriegen, indien men vermeende, dat dit geschrift alleen voor hen, die den Schrijver kennen, of in eenige betrekking tot hem staan, belangrijk was. Integendeel houden wij het voor eene niet onopmerkelijke bijdrage tot de geschiedenis dezer dagen. Niemand toch zal ontkennen, dat het niet alleen uit openbare stukken of uit geschiedverhalen is, dat men de naauwkeurige kennis van gebeurtenissen, en van de eigenlijke drijfveren daarvan, putten moet, maar dat ook, hetgeen de Franschen zeer eigenaardig Mémoires noemen, daartoe soms de uitstekendste bijdragen oplevert. Wanneer men nu nagaat, dat de Schrijver gedurende veertien jaren in België, eerst te Doornik en sedert 1819 te Brugge, den Leerstoel der Nederlandsche Letteren bekleedde, dat hij daardoor in gestadige aanraking met Regenten, Medeönderwijzers en Huisvaders was, dat hij bij elken stap de hatelijkste tegenwerking eener domme en heerschzuchtige Geestelijkheid ondervond, en dat hij, vooral in de laatste dagen, toen het zoogenaamde Monopolie van het Onderwijs eene der met de meeste verbittering aangedrongene grieven was, alles van nabij kon gadeslaan, zal men ligt beseffen, dat hier iets belangrijks konde geleverd worden. Het werkje schildert dan ook met levendige kleuren den zedelijken toestand der ingezetenen van Westvlaanderen; het leert ons den trap van beschaving kennen, waarop de bevolking, met welke wij tot ons leedwezen éénen Staat moesten uitmaken,
zich bevond; het houdt eene menigte in van kleine, maar kenschetsende trekken, waaruit men de domheid en heerschzucht van de massa der Geestelijkheid, de half Fransche beschaving der aanzienlijken, en de rampzalige onwetendheid en vooroordeelen der bevolking, maar al te duidelijk ziet doorstralen. Dit alles, in eenen levendigen en niet onbehagelijken stijl ingekleed, levert eene onderhoudende en tevens nuttige lektuur op.