mige personen bijeen wordt gehouden.’ Voorts betuigt hij: ‘Van de wijs, waarop deze eerste proef door het lezende publiek ontvangen wordt, zal het afhangen, of zij door eene tweede zal gevolgd worden, in welke zich de afzonderlijke groepen meer tot een geheel zullen vormen.’ Wij hopen, dat genoegzame aftrek hiertoe moge aanmoedigen. Wij houden dit werk voor eene belangrijke bijdrage tot de kennis van het Spaansche volkskarakter, en de geschiedenis der laatste omwenteling in dat ongelukkig land. De geschetste Tooneelen hadden plaats in 1822 en 1823. Antonio, een Spaansche monnik, was het klooster ontweken, en in 1822 uit Frankrijk naar zijn vaderland teruggekeerd, zijnde toen vrijmetselaar en een liberaal, in den goeden zin des woords. Hij trok een gedeelte des lands door, en had velerlei ontmoetingen, die op eene onderhoudende wijze beschreven worden. Men leert er den
Spanjaard uit kennen in zijn huiselijk en openbaar leven, in zijnen gezelligen omgang, in zijne godsdienstige en staatkundige denkwijze. Gunstiger, dan velen, denkt de Schrijver over Spanje, ofschoon hij geenszins de gebreken verzwijgt. Antonio hield zich eenigen tijd in Granada op. Dit gaf aanleiding, om eenige belangrijke gebouwen en opschriften van Moorschen oorsprong te vermelden. Vele bijzonderheden, door den Schrijver medegedeeld, hebben betrekking op de verdeeldheid tusschen Liberalen en Servilen. Het boek eindigt met de gevangenneming van riëgo, en met de opsluiting van antonio in de cel eens kloosters.
Dit lezende, en den veelvermogenden invloed eener sluwe Geestelijkheid opmerkende, beklaagt men de weldenkenden in Spanje, en verwondert zich geenszins, dat de zaken die wending hebben genomen, daar het zoogenaamde gezondheidscordon der Franschen met de priesterpartij tot één doel zamenwerkte, om namelijk het domme gemeen op te ruijen, en, met behulp van smokkelaars en roovers, de Constitutie omverre te werpen. Ook bij de jongste gebeurtenissen, ons vaderland betreffende, is het niet onbelangrijk, dit boek te lezen. Tot proeve deelen wij het volgende mede: Christoval had een jong Officier van de Constitutionelen vermoord, en, door de geregtsdienaren vervolgd wordende, zijne toevlugt in eene kerk genomen. Daar sprak pater francisco onder anderen tot hem: ‘Weet gij niet, dwaas! dat de Constitutie geene kerken als vrijplaatsen voor