| |
| |
| |
Boekbeschouwing.
De Kerk en de Staat in wederzijdsche betrekking volgens de Geschiedenis; door Wilhelm Broes. III Deelen.
(Vervolg en slot van bl. 241.)
Met het tweede Deel begint broes een nieuw en voor de Roomsche Hierarchij luisterrijk tijdperk. De Paus beklimt het toppunt van magt. Het Hildebrandisme van de XIde, XIIde en XIIIde eeuw doet veel van gedaante veranderen; en, zoo er tot op heden nog eenige magt van Rome bestaat, is het door het volgen van dit Hildebrandisme. Van belang is het dus, ook nu nog eenigzins uitvoerig dit brandpunt van geestelijk despotisme in oorsprong en ontwikkeling te onderzoeken. Hildebrand werkte eer dan gregorius VII, en zal ook, zoo lang Rome Rome blijft, gregorius XVI overleven.
Hoofdstuk XII-XV levert alles, wat broes voor zijn bepaald doel noodig had. Het vroegere Pausdom klom meer door toeval, dan naar een overlegd plan, tot aanzienlijke hoogte op. Hildebrand vormt zigtbaar zulk een plan, en voert het slim uit. Gregorius VII liet, bij zijne neêrlaag, het Hildebrandisme na aan de urbanussen, calixtussen, alexanders en innocentiussen, als een winstgevend erfgoed voor de Paussen van zijne denk- en handelwijze. Door strijd is het Pausdom opgekomen. In troebel water is goed visschen. Dit weet de man met zijn' visschersring zeer goed. In den eersten strijd staat aan het hoofd der eene partij hildebrand; een man, zeer berekend voor zijn plan van hervormen en veroveren. Zijne hulpbenden zijn: 1o. de godsdienstige geest der eeuw; 2o. de kloosterorden, van welke de aanvoerder en de ziel was vader bernard; 3o. de
| |
| |
Universiteiten van Palermo, Parijs, bijzonder Bologna, waar het kanonieke regt niet alleen geleerd, maar ook gemaakt werd. Aan de andere zijde stond diederik, Bisschop van Verdun, de getrouwe vriend van hendrik IV. Arnold van Brescia, de Albigenzen. ‘Het was met den stand der kerkheerschappij in dezen tijd dus gelegen, dat die namelijk meer scheen, en minder was. Een handelhuis heeft wel eens het voorkomen van toenemen, ter zelfder tijd als het werkelijk teruggaat. Bij een krijgsleger kan de eene vleugel van zegepraal roemen, terwijl het aan den anderen vleugel zoo gevoelige nepen ontvangt, dat de nederlaag voor het geheele leger te vreezen is.’
‘Indien iemand mogt vermoeden, dat ik, bij deze opmerkingen over den stand der Roomschkatholijke Kerk in de XIde, XIIde en XIIIde eeuw, van ter zijde het oog gerigt hield naar den stand van die Kerk in onze eeuw, ik ontveins dit niet; veeleer prijs ik zoo iemand aan, om zelf het eene met het andere tijdperk tot zijne leering en bemoediging aandachtig te vergelijken. - Sedert de jongste staatsomkeeringen in Europa dreigt Rome, even als toen, alles aan hare heerschappij te zullen onderwerpen; doch inderdaad is het in onzen tijd, niet anders dan in die dagen, neen, nu nog veel meer, eene ondermijnde sterkte. Een uitgestrekt leger Jezuiten en andere Ultramontanen hebbe het voor zich. Tegen zich heeft het den geest des tijds, die magt, waaronder zoo vele andere magten begrepen zijn, en aan welker hoofd Hij staat, die den gang der tijden oppermagtig bestiert. Zoo voegt het dan wel, meen ik, tegen de Roomsche Kerk, welke, immers betrekkelijk tot de eeuwen, die aan de Middeleeuwen zijn opgevolgd, in het oog van den Protestant eene verderfelijke magt is, behoedzaamst te waken. Doch daarentegen past het in het geheel niet, met bange en wanhopige zorg voor hare zegepraal bekommerd te zijn. De Kerkhervorming, vóór drie eeuwen tot stand gebragt, is, in
| |
| |
weerwil van hare groote gebreken, (wat omwenteling is daarvan ooit vrij?) Gods werk. Reeds begon Hij het van de XIde eeuw aan. Kenbaar zet Hij het in onzen tijd voort. Nooit laat Hij het varen.’ Voor deze uitvoerigheid behoeft geene verschooning gevraagd te worden, vooral thans niet. Welke voor- en nadeelen de kruistogten aan die Kerkheerschappij hebben aangebragt, en welk nut die Pauselijke oppermagt in de Middeleeuwen hebbe gesticht, moge de Lezer bij broes nagaan. Hoofdst. XIII en XIV.
Het XVde Hoofdstuk vermeldt eerst den toen gevoerden strijd, en wijst met voorbeelden aan, dat de overwinning niet altijd aan de zijde des regts was; dat overmoed steeds zegevierde, als de tegenpartij hare bedaardheid verloor en in uitersten viel, schoon aan beide zijden veel ondeugden heerschten, en de invloed hiervan wederkeerig was. Het gevolg van dien strijd was, over het geheel, daling der Bisschoppelijke magt; gewone belastingen door kerkelijken gedragen; daarentegen heffing der tienden; kerkelijk regtsgebied. Behalve deze algemeene gevolgen noemt broes nog bijzondere op voor Duitschland, Frankrijk en Engeland. De slotsom is: in bonifacius VIII werd het Hildebrandisme ligchamelijk begraven. De geest is nog wel daar; doch een oud man, met mannelijken geest, maar met een zwak ligchaam, heeft weinig kracht, om naar buiten te werken. Met onwillige honden vangt hij vooral geen hazen. Gregorius VII zwicht, maar met moed - voor een magtig Vorst. Gregorius XVI, wien de Pauselijke kleederen naauwelijks aan het lijf zitten, wijkt voor zijne stoute kinderen. Sic transit gloria mundi.
Het nieuwe tijdperk, tot hetwelk broes Hoofdstuk XVI overgaat, behelst de XIVde en XVde eeuw. Een algemeen overzigt van dit tijdvak gaat vooraf. De val van Konstantinopel door de Turken. De opkomst van Zwitserland, en het Burgondische Rijk. Koophandel. Boekdrukkunst. Vooral de Boheemsche Religieöorlog. Johannes huss. Hieronymus van praag.
| |
| |
Hoofdstuk XVII stelt nu voor de geschiedenis van het Pausdom, door eigen toedoen en door scherpe aanvallen van het algemeen Concilie verzwakt. ‘In geen tijdperk levert het Pauselijk bestuur ligt zoo groote verscheidenheid op. Niet minder dan drie groote omkeeringen, van welke de eerste den H. Vader van Rome naar Avignon verplaatst, de tweede twee hoofden van de ééne onverdeelde Kerk nevens elkander stelt, de derde aan de ergernis van de groote scheuring nieuwe ergernissen doet opvolgen, als die van een' boozen, schandelijken alexander VI.’ Het gevolg is, dat het Pausdom van den Staat afhankelijk, en het beginsel te voorschijn treedt: het Concilie meer dan de Paus. In de XVde eeuw ontstaan de Concordaten, surrogaten in plaats van iets beters, wapenstilstanden, na veel dingens. Nomen hier geen omen. ‘Concordaten - in onze eeuw nog om geene reden aangehouden, dan om (eene gewigtige reden, ik beken het, vermits verzuim van beleefdheid gevaarlijk zijn kan) beleefdelijk toegeven aan zekere oude, deftige matrone, die om lief noch leed hare oude titels en costumen zou afleggen.’ - Dat alles is goed en wel, als men maar niets meer moet doen, dan een' beleefden dienaar maken. De Paus der XIXde eeuw met zijne Concordaten moge stijf op die antiquiteit blijven staan; ‘zou het echter aan die oud achtbare, maar wankelende magt zelf niet hoogelijk te raden zijn, aan onze eeuw wat anders, dan hetgeen durven bestaat, in te schikken? De bakens niet te willen verzetten, als de tijen verloopen zijn, is waarlijk geene wijsheid.’
Het XIXde Hoofdstuk maakt den overgang tot het laatste tijdperk, van de Kerkhervorming door luther tot op onzen tijd, en treedt in het beantwoorden der vraag: door welke reden voornamelijk die Kerkhervorming is aangedrongen. Zij is ontevredenheid met lettergodsdienst, en bijzonder ontwakende gewetensbekommering. Het geheele derde Deel is aan de beschouwing
| |
| |
van dit gewigtig deel der geschiedenis toegewijd, en de beknopte schrijfwijze des geleerden broes maakt het leveren van een kortbegrip onmogelijk. Het belang der zaken zal van zelve den Lezer opwekken, dit gewigtig werk ter hand te nemen. ‘De geschiedenis der drie laatste eeuwen vertoont het huis, waarin wij ten onzen tijde wonen. Hoe zou zij ons niet meer aanlokken dan de oude, welke meestal verhaalt van de afgekeurde en onvergeworpene gebouwen, waarin de voorvaders gezeten waren?’ Ofschoon, ten opzigte van de wederzijdsche betrekking van de Kerk en den Staat, bij het Pausdom zoo min, als bij den Protestant, al het verkeerde is verbeterd of hervormd, levert de laatste tijd stof genoeg op, vooral voor den Protestant, om tevreden te zijn. ‘Want wij zullen gewis er niet zoo groote beheersching van de zijde der Staatsoverheid ontmoeten, of zoo grooten twist en wanorde van wege hare vrijheid, dat daaruit gepaste reden zou ontstaan, om het afgeworpen Pauselijke juk eenigerwijze en in het minst terug te wenschen.’
Door de Hervorming der XVIde eeuw ontstaan nu onderscheidene Kerkgenootschappen, meest alle geplaatst onder de heerschappij van den Staat, na afwerping van het Pauselijk juk. De Luthersche of Evangelische Kerk in Zweden, Denemarken, Noorwegen, Duitschland wordt in betrekking tot den Staat voorgesteld. Hoofdstuk XXI, bl. 7-59. De Hervormde in Duitschland, Zwitserland, de Nederlanden en Schotland wordt behandeld. Hoofdstuk XXII, bl. 60-85. Hoofdstuk XXVI geeft op den stand der betrekking tusschen de Kerk en den Staat in het vereenigde Engelsche Rijk, allengs verbeterd en nog tot het betere voortgaande, bl. 310-336. De Hervormde Kerk is doorgaans minder dan de Evangelische aan den Staat ondergeschikt. Verscheidenheid van ontstaan heeft natuurlijk ten gevolge verschillend bestaan. De Protestantsche Kerk, om het even waar, geeft tot zoo groote uitvoerigheid geene aanleiding, als de Roomschkatholijke, ook bij het afne- | |
| |
men harer magt. Broes behandelt dus nog in dit tijdvak die Kerk in drie Hoofdstukken, XXIII-XXV, bl. 86-309. En toch is alles hier bij uitstek beknopt. De Kerk, die zoo veel stof tot onderzoek geeft, moge voorwenden, dat het Protestantisme oproer predikt en bevordert tegen den Staat; deze Jezuitsche logenprediking vindt voldoende wederlegging in hetgeen wij in onze dagen onder Roomschen hooren en zien gebeuren. Hoofdzakelijk zullen wij nog opgeven, wat onze Schrijver in die Hoofdstukken mededeelt. De Roomschkatholijke Kerk is, ook na die hevige schokken in de XVIde eeuw, grootendeels staande gebleven. ‘Als een verschijnsel
zonder gelijk voorbeeld doet zich dit in de wereldgeschiedenis voor; en kan het, bij het eerste voorkomen, toeschijnen minder vreemd te wezen, omdat, terwijl de andere heerschappijen door het woest geweld van krijgswapenen werden omgekeerd, op de kerkelijke heerschappij alleen of meest door denkbeelden werd aangevallen; zoo staat daartegen over, dat ook aan denkbeelden eene zeer groote kracht eigen is, en aan deze, van ééne zijde, zelfs grooter kracht en zekerder overwinning is toe te kennen, omdat zij, geene kracht of moed ooit verliezende, altijd vooruitdringen, en met dezelve noch vrede, noch zelfs wapenschorsing is aan te gaan.’ Hoe waar in elk opzigt! Doch hoe wankelbaar wordt dan ook de magt, die met onderdrukking dier denkbeelden alleen te houden is, en daartoe op zichzelve niet veel vermag! Protestantisme ontleent uit den Bijbel denkbeelden, ouder dan het Hildebrandisme der Middeleeuwen en ook langer van duur. Laborate et vigilate.
De verschijnselen in de Roomschkatholijke Kerk, door broes gadegeslagen, zijn: 1o. De besluiten van het Trentsche Concilie door Vorsten op verre na niet onbedingd aangenomen. 2o. Hendrik IV, en zijn terugval tot de Roomschkatholijke Kerk. 3o. Inwendige twisten in Frankrijk over deszelfs kerkelijke vrijheid. 4o. Het Staatsbestuur van de richelieu. 5o. Lo- | |
| |
dewijk XIV, proef van het eindelijk overwigt des Pausen. 6o. Vrijgeesterij aan de zijde van staatskerkelijken geloofsdwang, een merk der eeuw van lodewijk XV. 7o. Clemens XIII en XIV. 8o. De veranderde Kerkstaat in Frankrijk, ten gevolge van de aldaar ingevoerde Constitutionele Regering. 9o. N. bonaparte en Pius VII, als vrienden en vijanden van elkander. 10o. De val van den Keizer napoleon, en de herstelling van pius VII. 11o. De Acten van het Weener-Congres en van het nieuwe Duitsche Verbond. Het protest van gonsalvi hiertegen wordt door Jezuiten en Ultramontanen volgehouden; dat van bonaparte, die in Parijs (1815) dit deed, door de Revolutionairen van allerlei kleur en naam. Hierin zijn beiden het dus eens. Die vereeniging (unio) leidt tot verdeeldheid, als de geroofde buit verdeeld moet worden. Circumspice. 12o.
De oude Roomschkatholijke Kerk in Spanje het meest gevestigd gebleven, echter niet zonder dreigende wankeling. 13o. Leopold, Groothertog van Toskane, moedig Kerkhervormer onder de Vorsten. Hieruit zal men zien, wat hier door broes, volgens onze overtuiging voortreffelijk, is geleverd. De resultaten en bescheidene raadgevingen zijn door ons boven vermeld, en mogen hier worden voorbijgegaan.
Dit werk van broes kenmerkt zich door onpartijdig, juist, bedaard en zachtmoedig oordeel. Ieder, van welke partij ook, mits ook liefhebber der waarheid, wordt tot de lezing, zelfs bij herhaling, aangetrokken. Deze getuigenis aangaande eene zoo netelige zaak, als het onderwerp in dit boek, is van groot gewigt. Volkomen stemmen wij in met hetgeen voorkomt IIIde D. bl. 349: ‘(De opmerkzaamste en meest doorzigtige lezers) weten, dat billijkheid voor alle tijden iets regtmatigs is en zelfs als maatregel van kloeke staatkunde aan te raden. Zij hebben genoegzaam opgemerkt, dat ik, de zaak der Roomschkatholijke Kerk veelal verschoonende, zeer ver af ben van die te
| |
| |
regtvaardigen, en hun althans behoeft men niet te herinneren, dat wie den vrede met eene partij aangaat, daarom nog geen toegevoegd vriendschaps- en handelstraktaat wil, en zeker niet begeert, dat de sterke plaatsen op de grenzen om des vredes wil ontmanteld of alle bezettingen daaruit weggenomen worden. De waarheid moet, volgens de les eenes Apostels, in liefde betracht worden. Het voegt dus gelijkelijk, nevens de liefde, de waarheid, en nevens de waarheid, de liefde voor te staan. Ik meen hiervan mij gekweten te hebben, en zeker ben ik mij bewust, dat ik het gewild en gepoogd heb.’
Van zulk eene hand en uit zulk een hart verlangen wij vurig, (en wie niet met ons?) voldaan te zien aan de uitvoering van het niet minder belangrijke plan des beroemden mans. Want wie is hiervoor beter dan hij berekend?
|
|