Ofschoon de algemeene waarheden der Zedekunde uit derzelver aard van toepassing zijn voor lieden van iederen leeftijd en stand, is het echter tevens waar, dat de menschelijke betrekkingen en omstandigheden zoo verschillend zijn, dat de voorstelling van zedelijke verpligtingen, ingerigt voor eenigen bijzonderen toestand der menschen en naar denzelven gewijzigd, meer geschikt is om doel te treffen. Juichen wij derhalve het oogmerk toe van die verdienstelijke Vaderlandsche Maatschappij, welke, sedert zoo vele jaren, zoo nuttig werkzaam was in de behandeling van zedelijke onderwerpen tot nut van het Algemeen, niet minder moeten wij ook onze goedkeuring toekennen aan hen, die, gelijk thans de Schrijfster, in dit zelfde vak, meer bijzonder nuttig trachten te zijn voor lezers van den beschaafden stand. Een noodzakelijk vereischte, om in dit opzigt doel te treffen, is, dat men bij het zamenstellen van zulk een werk onder het oog houde, dat hetzelve bestemd is voor menschen, wien het minder, dan de geringere standen, ontbreekt aan, en die dus meer gezet zijn op hetgeen aangenaam onderhoud verschaft. Dus vooral dàn moeten wij zulk eenen arbeid goedkeuren, wanneer het smaakvolle der behandeling, het levendige en onderhoudende der voorstelling en de zuiverheid van den stijl hoop geven, om door zulk een boek de lezing te doen vervangen van vele nuttelooze of wel schadelijke tafereelen, die de verbeelding ontvlammen, de driften opwekken, en de betrekkingen, waarin men geplaatst is, doen vergeten. Op dezen lof heeft, naar ons inzien, de Schrijfster aanspraak. Wij vinden hier, in een kort bestek, eenen ruimen voorraad van behandelde zaken.
Het spreekt van zelf, dat men, naar het doel der Schrijfster, hier geene diepzinnige, afgetrokkene behandeling kan verwachten. Kort en eenvoudig wordt alles voorgesteld, afgewisseld door karakterschilderingen en voorbeelden uit het huiselijk en maatschappelijk leven; terwijl de godsdienstige beginselen, die allerwegen ten grondslag worden gelegd, de hier gegevene lessen ten krachtigste ondersteunen.
De Schrijfster toont, dat zij niet onbevoegd is om te schrijven voor jonge lieden van hare eigene sekse. Maar ook ieder regtgeaard jongeling, al is het, dat hij zijne Moraal in kapittels en paragraphen bestudeerd heeft, zal met dankbaar gevoel, hetgeen hem hier, in den hartelijksten toon, door een achtingwaardig meisje wordt toegesproken, ontvangen.