Opheldering over de Gebeurtenis van den Prins van Oranje en de goede verwachting van ons Vaderland, door Js. Landgraaff. In gr. 8vo. 23 Bl. f : - 30.
Den eerzamen js. landgraaff, Mr. Schoen- en Laarzenmaker te Amsterdam in de Spiegelstraat, van wien wij vernamen, dat hij zijn beroep zeer wel verstaat, moeten wij welmeenend toeroepen: Schoenmaker, houd u bij uwe leest! Immers zijn Ed. is even min, als die schoenmaker een apelles was, een feniks van het schrijversgild; en wij zijn nederig genoeg van te gelooven, dat hij, door onze aanhaling van dien vermaarden uitroep, niet eens die soort van onsterfelijkheid zal verwerven, welke zijnen Confrater, alouder gedachtenisse, daardoor ten deel viel.
De man, die zich tot verdediger van eenen Persoon zoo wel, als van zaken opwierp, wiens handelingen en welker zamenhang welligt de Geschiedenis eerst ten volle zal opklaren, nam inderdaad eene zware taak op zich, daar die zelfs door den Grave van hogendorp geenszins tot algemeen genoegen is volbragt. En wij kunnen daarin geene andere bedoeling vinden, dan het verlangen, om, op een fraai geschilderd uithangbord, der gapende menigte met vergulde letteren te mogen doen lezen: gepatenteerd schoen- en laarzenmaker van z.d. hoogheid, den prinse van oranje. Welk streelend loon wij hem dan ook gaarne gunnen, en tot bevordering waarvan wij onze Lezers op een klein proefje van letterlijk afgeschrevene schoenmakerswelsprekendheid willen vergasten:
‘Wanneer een braaf man zijn eer wordt ontrooft, en met schande beladen, een onschuldige weg, om het edelsten wat hij bezit te derven, en men is overtuigd van zijn onschuld, en kan het alle Regtbanken bewijzen, gebied het dan niet de Christelijke pligt om het te doen? hoe veel te meer, wanneer het betreft een bijzonder Persoon als de prins van oranje, die God bestemd heeft, indien hij zijn leeve spaart, als het hoofd des Vaderlands te plaatsen.’
‘België werd verheven tot een land van weelde en