een man van verhevene gevoelens; en, schoon hij, met al het vuur eens Afrikaans, maria, dochter van zijnen meester, en verloofde, naderhand echtgenoote van l. d'auverney, beminde, offerde hij die liefde als op voor zijnen vriend d'auverney, die hem driemaal het leven gered had, en behandelde maria met de uiterste kieschheid, toen deze, tijdens den opstand, geheel in zijne magt was gevallen.
Tegen dien grootmoedigen en tevens schoonen Neger contrasteert de zwarte dwerg habribrah, weleer de nar van den oom van l. d'auverney, naderhand priester, in welke hoedanigheid hij de mis bediende, en te gelijk toovenaar, waarzegger, geneesheer en wondheeler was bij de horden van biassou, opperhoofd der Mulatten. Habribrah, habribah of habibrah (want zijn naam wordt nu eens zoo, dan weder anders gespeld) heeft wel iets van het bekende dickje, in het Kasteel van Kenilworth, door w. scott. Maar onze Afrikaansche dwerg is veel boosaardiger. Dickje werd alleen door nieuwsgierigheid en schertsende kwelzucht, habribrah wordt door langverkropte wraakzucht gedreven.
Minder afschuwelijk, maar toch afgrijselijk, is de dwingeland biassou, het reeds genoemde opperhoofd der opgestane Mulatten. List, heerschzucht, wraakgierigheid en wreedheid van inborst paarde hij met eene zekere mate van kunde, beleid en welbespraaktheid, waardoor hij onbepaalden invloed op zijne onderhoorigen verwierf en behield.
De verhaler, leopold d'auverney, was door al zijne rampen somber en ongezellig geworden: want zijne jonge gade maria, die hem teeder bemimde, (en dit is bijna alles, wat ons van haar karakter bekend is) en zijnen vriend bug-jargal had hij beiden op eene bejammerenswaardige wijze na elkander verloren. Anders was hij oorspronkelijk levendig en driftig van aard, teeder, getrouw en ijverzuchtig in de liefde, wel eens te schielijk wantrouwend in de vriendschop, vol overdreven gevoel van eer, en altijd een dapper held en man van karakter. Tegen den somber gewordenen d'auverney contrasteert zijn vriend, de naïve Serjant thad, die, als hij wat vertelde, gedurig gevaar liep van uit te weiden: want ook hij sprak nu en dan tot aanvulling van het verhaal, dat buitendien door de Officieren in de tent wel eens werd afgebroken. Zeer belangrijk is