Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1831
(1831)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 188]
| |
Na reeds vroeger de levensbeschrijvingen van twee andere Nederlandsche Zeehelden, tromp en wassenaar, voor de jeugd bewerkt te hebben, levert de Schrijver, in het thans aangekondigde werkje, de voortzetting van dezen zijnen arbeid, en verhaalt het leven en de voornaamste daden en lotgevallen van den op den titel genoemden Zeeheld. Het denkbeeld, om de jeugd reeds vroeg te wijzen op die mannen, wier moed en getrouwe vaderlandsliefde zoo veel bijdroegen, om de vrijheid en welvaart van het dierbaar vaderland te vestigen en te handhaven, juichen wij van ganscher harte toe. De gebeurtenissen van deze dagen, de toestand, waarin zich dat vaderland bevindt, maakt des Schrijvers onderneming in dubbele mate de belangstelling waardig, als een geschikt middel, om door zulke voorbeelden den jeugdigen lezer met edelen naijver te bezielen. Wat den in het werkje heerschenden geest en de daarin aangeprezene en ten voorbeeld voorgestelde beginselen betreft, achten wij ons verpligt, aan den Schrijver verdienden lof toe te kennen. Maar wij gelooven, dat eene andere inrigting van den vorm het boek geschikter zou hebben gemaakt, om den jeugdigen lezer nuttig en aangenaam bezig te houden. Hetgeen hier het Leven enz. van van galen genoemd wordt, bestaat in eene doorloopende reeks van zeegevechten, die meest alle in de hoofdbijzonderheden aan elkander gelijk zijn, daardoor de aandacht vermoeijen, en na wier lezing het voor het geheugen onmogelijk is, om zich de geschiedenis van den Held geregeld voor te stellen. Het achterwege laten van vele minder belangrijke voorvallen, het levendiger en uitvoeriger voorstellen van het meer gewigtige, het verdeelen van het verhaal in oordeelkundig gekozene tijdvakken, en de invlechting in het verhaal zelf, bij wijze van zamenspraken, van de ophelderende aanmerkingen, die nu als toevoegsel gegeven worden, zou, naar ons oordeel, veel hebben bijgedragen, om de bruikbaarheid van dit werkje, voor de jeugd, nog te vermeerderen. Zoo ook komt ons eene soort van verdediging van den slavenhandel, en de voorstelling van het schadelijke voor de Negers zelven der maatregelen tot afschaffing van dien handel, zoo als hier op bladz. 126 voorkomt, in een werkje voor de jeugd, minder doelmatig voor; terwijl het, als eene algemeene waarheid, (want eene enkele uitzondering doet hier niets ter zake) ook niet bewezen is, dat de wilde volken uit de binnenlanden van Afrika hunne gevangenen nu doodslaan en opeten, daar zij die niet meer, zoo als eertijds, aan de Europeanen kunnen verkoopen. Het werkje heeft dus wel degelijk zijne goede zijde, maar tevens gebreken, welke wij wenschen, dat de kundige Schrijver, bij de beloofde voortzetting van zijnen arbeid, zal vermijden.
No. III. Boekbesch. bl. 141. reg. 20. staat Wyo, lees Wyv; en reg. 21. Su, lees In. |
|