| |
Dissertatio Academica Inauguralis, de Discidio Ecclesiae Christianae, in Graecam et Latinam, Photii auctoritate, maturato, quam - - publico ac solenni examini submittit E.B. Swalue, ex pago Stand daar buiten Brabantus. Lugd. Bat. apud H.W. Hazenberg, Jun. 8vo. pp. VIII et 194.
Deze voortreffelijke Akademische Verhandeling verdient om meer dan ééne reden ook in dit Tijdschrift loffelijk vermeld te worden. De scheuring der Christelijke kerk, in de Grieksche en Latijnsche, door toedoen van photius tot rijpheid gebragt, is een onderwerp, voor de tijden, die wij beleven, zeer gepast, en hier door den jongen swalue op eene uitnemende wijze behandeld.
De verhandeling verdeelt zich, na eene gepaste inleiding over het doel en de voornaamste bronnen van het voorgenomen onderzoek, in drie Hoofdstukken. H.I. Over den oorsprong en de oorzaken dier scheuring tusschen de Grieksche en Latijnsche kerk, pag. 12-49. De verplaatsing van den zetel des Rijks, door konstantijn den Grooten, naar Byzantium leide den grond tot verdeeldheid. Maar bijzonder werd die oneenigheid grooter door verscheidenheid van karakter bij Griek en Romein, door hunne verschillende denkwijze, zeden, wijze van bestuur. Deze menigvuldige verscheidenheid maakte godsdienstige en kerkelijke eensgezindheid onmogelijk, vooral door het streven van Rome naar de opperheerschappij over al de Christenen. Dit wordt alles voldoende uit de geschiedenis van dien tijd voor oogen
| |
| |
gesteld. ‘Uit alles, (pag. 48, 49) wat wij in dit Hoofdstuk hebben nagegaan, kan men dus gemakkelijk zien, waarin Grieken en Latijnen onderling verschilden, en welke de oorzaken geweest zijn van die oneenigheid, door welke zij eindelijk geheel van elkander gescheurd zijn. Reeds vroeger waren de omstandigheden van dien aard, dat de eindelijke scheuring bijna niet heeft kunnen vermeden worden. Want de Grieken moesten of slaven der Roomsche kerk worden, of, om vrij te zijn, zich afzonderen. Hunne vrijheid wilden zij niet opofferen. Slechts één' man behoefden zij, om die vrijheid tegen het heerschzuchtige Rome te handhaven. Die man was photius.’ Dit leidt van zelf tot H. II, waarin gehandeld wordt over de twisten, meest door toedoen van photius tusschen Grieken en Latijnen gevoerd, waardoor de scheuring tot rijpheid is gekomen. Dit tweede Hoofdstuk is natuurlijk het uitgebreidste, en heeft (van pag. 50-143) geene te groote uitvoerigheid. Hier leert men uit de Geschiedenis kennen de verdiensten van photius in Letterkunde en Godgeleerdheid, zijne afkomst, wetenschappelijke kennis, vorige betrekking aan het Grieksche Hof, verheffing tot Patriarch, na het ontslag van ignatius, zijn karakter, denk- en handelwijze, en ernstige pogingen, om den vrede tusschen Grieken en Romeinen te bewaren. ‘Want met de Roomsche kerk wilde photius, zoo als de meeste Grieken vóór hem, nooit breken, indien gene dezen maar niet wilde overheerschen.’ De opperheerschappij van den Bisschop van Rome heeft photius nooit erkend, ook niet door het gezantschap aan nikolaas I. Doch deze slimme en vastberaden Paus wilde voor het goede oogmerk van
photius geenszins het bloote werktuig zijn. Heerschzuchtig boven zijne voorgangers, loerde hij er op, om de Grieken onder het juk te brengen, en zocht den gedanen stap van photius aan dit zijn plan dienstbaar te maken. Nikolaas stelde zich voor ignatius in de bres, als die uit
| |
| |
dankbaarheid wel bukken zoude. Photius kon met meer anderen gemakkelijk inzien, wat nikolaas in het schild voerde, uit den brief, dien de Gezanten van dezen listigen Paus naar Konstantinopel hadden medegebragt. Dezen brief beantwoordt photius op zulk eene wijze, dat de waarheid meest aan zijne zijde zich vertoont. Ook uit dezen brief blijkt, dat photius den vrede, maar met de regten en gebruiken der Grieksche kerk, behouden wilde, en dat de scheurmaker niemand anders dan de Paus zelf was. Nu, dit was de eerste noch de laatste maal. De redenen van photius bevredigden nikolaas niet, die dan ook zijne roofzuchtige handen had behooren thuis te houden. Derhalve stoorde zich nikolaas aan geene billijkheid. Hij drijft zijne eischen verder. Maar ook hierin wederspreekt hem photius, mannelijk zich en zijne zaak verdedigende tegen de verdraaijingen der H.S. door Paus nikolaas. Deze dwingeland zag wel in, dat de Grieken vooral door toedoen van photius zijne oppermagt als onwettig bleven verachten. Vandaar al zijn haat tegen photius. Diens aanstelling tot Patriarch was den heerschzuchtigen nikolaas een doren in het oog. Ongelukkig was er in die aanstelling het een en ander, dat tegenspraak met eenigen schijn verwekte. ‘Zonneklaar blijkt echter, dat de trotschheid en onwettige dwingelandij van nikolaas de eerste oorzaak gaven tot die scheuring.’ De Paus en Pausgezinden hebben geen regt, de Grieken scheurmakers te noemen. De Geschiedenis heeft nikolaas en zijne opvolgers van denzelfden stempel als scheurmakers gebrandmerkt. Op aanstoken van nikolaas viel men de Grieken aan, door de oppermagt van den Paus te willen
bewijzen. Dit verbitterde de Grieken. Het eigendunkelijk gedrag jegens de Bulgaren, door de Latijnen gevolgd, bragt brandstof aan voor het smeulende vuur. En nu kwam photius voor den dag met de vijf punten, in welke hij aantoont, dat de Paus en de Latijnsche kerk grovelijk dwaalden, ten gevolge waarvan nikolaas en de
| |
| |
Latijnen door de Grieksche Synode werden in den ban gedaan en als ketters veroordeeld. Intusschen had er te Konstantinopel eene gewigtige verandering plaats door basilius, die bardas uit de voeten maakte, den Keizer vermoordde, en naderhand, door photius over dezen moord openlijk bestraft, ook dien Patriarch deed ruimen voor den meer inschikkelijken ignatius. Nikolaas oogst de vruchten dier verandering niet in. Een andere nikolaas wordt Paus in hadrianus II. Deze betreedt het voetspoor zijns voorgangers. Photius werd op eene Synode gedaagd, verscheen eerst niet, en toen hij eindelijk verschenen was, antwoordde hij op niets. Hierover was men op hem verbitterd; maar hij behield, als aanhangers, mannen van name en moed. De vrede werd gesloten tusschen Rome en Konstantinopel, maar slechts uiterlijk en in schijn. Reeds vóór het vertrek der Roomsche Gezanten uit Konstantinopel herrees de oude haat, en klaagden velen aan ignatius en den Keizer over te groote afhankelijkheid van Rome. De Bulgaren gaven wederom eenige aanleiding tot een verschil, waarin de Grieken, zelfs basilius, den eisch aan Rome ontzeiden. In deze uitspraak waren al de Grieken, ook de drie Oostersche Patriarchen, tegen den zin der Roomsche Gezanten, eenstemmig. Basilius had zich nu den haat van den Paus op den hals gehaald. Photius, zich aan de letteren toewijdende, nadat zijne ontnomene boeken hem waren wedergegeven, herstelde zich in de gunst van basilius door een gedrag, in die tijden te verontschuldigen, maar anders nooit te prijzen. Basilius had voor zijne zaak een' man noodig, als
photius was. Deze werd dan ook na den dood van ignatius in zijne vroegere waardigheid hersteld, met toestemming niet enkel van basilius, maar van al de Grieksche en Oostersche Bisschoppen. Den heerschzuchtigen johannes VIII, opvolger van Paus hadrianus II, stond hij slim tegen. Ten gevolge hiervan werd photius door johannes in den ban gedaan. De op- | |
| |
volger van johannes VIII, martinus II, bevestigde die uitspraak zijns voorgangers, uit wrok over vroegere behandeling te Konstantinopel. Doch daaraan stoorde zich weinig photius, nadat basilius zich zijne zaak had aangetrokken. ‘Deze nam dit dien Paus zoo kwalijk, dat hij, in een' brief aan dezen, diens gezag met verachting bejegende en bespottede.’ Op dezen brief antwoordde stephanus V, na martinus II en hadrianus III Paus geworden. Toen stierf basilius, en leo, hierop Keizer geworden, was gebeten op photius, en veinsde den Patriarch te moeten afzetten, schoon hij alleen voldeed aan de neigingen van zijn hart, om aan photius betaald te zetten, wat hij vroeger tegen leo geraden en gedaan had. Die veinzerij van leo dichtede aan photius misdaden toe, die niet konden bewezen worden. Evenwel veroordeelde hij photius, en zettede hem in de gevangenis. Zelfs de vijanden van photius keurden deze onregtvaardigheid af. Evenwel dreef leo tot die onregtvaardigheid bijzonder de toeleg, om, door de verheffing zijns broeders stephanus tot Patriarch, voor zichzelven te zorgen, om het even op welk eene wijze
hij zijn doel mogt bereiken. Stephanus V, de laatdunkende Bisschop van Rome, was hierover zeer verheugd; maar die blijdschap was niet van duur of volkomen. Want het bleek nu ten volle, dat de Grieken en Latijnen reeds toen werkelijk waren verdeeld, en dat zij, door de afzetting van photius, niet konden hereenigd worden. Hierop stierf photius in een klooster. Zijn gedrag wordt naar waarheid beoordeeld. En hiermede eindigt dit zeer voortreffelijk uitgewerkte tweede Hoofdstuk. Het derde handelt over de gevolgen, welke deze scheuring gehad heeft, en over de wijze, hoe deze scheuring moet worden beoordeeld, pag. 144-186. In het beoordeelen dezer gewigtige aangelegenheid handelt men verkeerd, door alleen op de uitkomst het oog te vestigen. Eveneens is het verkeerd, op voorgaande gebeurtenissen niet te letten, om stout
| |
| |
weg, uit liefde voor Rome, te kunnen beweren, dat er vóór photius en nikolaas en vervolgens vrede heeft bestaan tusschen de beide deelen der naderhand verdeelde kerk. De twisten over photius waren slechts gestild, nooit vereffend. Het minste kon den ouden haat opwekken, zoo als werkelijk gebeurde. Hiertoe geeft swalue op, den toestand van het Oosten en Westen, vooral door toedoen van karel den Grooten. Deze Koning verhief den Bisschop van Rome. De Grieken waren hiermede niet in hun schik. Elke verbindtenis van de Grieksche en Latijnsche kerk werd hierdoor en door andere omstandigheden geheel afgebroken. Op nieuw gaf dit een en ander aanleiding tot het herleven der gestilde twisten tusschen de Grieken en Latijnen. Cerularius, door de indringerijen der Latijnen hiertoe genoopt, kwam tot den stap, om de Latijnen openlijk van dwalingen en eigendunkelijke veranderingen in leer en godsdienst te beschuldigen. Deze Patriarch herhaalde eenige stukken, welke photius reeds vroeger den heerschzuchtigen Romein had voorgeworpen. Evenwel had cerularius geen doel, om den oorlog te verklaren. Hij wilde slechts verhinderen, dat den Grieken de Westersche dwalingen werden opgedrongen, en de Romein den Griek den voet op den nek zettede. Leo IX, toen Paus, schreef in eenen brief groote woorden, maar van weinige beteekenis. Geene wederlegging van beschuldigingen, maar trotsche pogcherij op de vermeende opperheerschappij. Die brief herstelde den vrede niet. Cerularius, in kunde vooral geen photius, zocht evenwel, even als deze, den vrede, mits de bijzondere kerkplegtigheden den Grieken verbleven. Leo, zich met de hoop vleijende, dat de zaak naar zijnen wensch zou uitvallen, zond
Gezanten naar Konstantinopel met brieven, die alleen verwaandheid en aanmatiging kenmerkten, en cerularius minder genegen tot vereeniging maakten. Ook die Gezanten, door den Keizer, uit eigenbelang, gunstig ontvangen, bedierven alles door hunnen euvelmoed; waardoor cerularius en vele anderen
| |
| |
met een groot deel van het volk tegen hen bleven ingenomen. Nicetas viel hen in geschrifte aan, maar moest, op bevel des Keizers en het dringen dier trotschaards, zijn boek verbranden, en hetgeen hij zelf geschreven had veroordeelen. Cerularius en allen van zijne partij werden in den ban gedaan. Dit geschiedde in de kerk van Sophia. Toen werd het volk oproerig. Het oproer werd gestild, maar door toegeeflijkheid aan het volk. Cerularius durfde men niet afzetten. Deze behield zijne waardigheid, stelde de listen van den Latijnschen Bisschop ten toon, en herhaalde de beschuldigingen, reeds bij het leven van photius openlijk gedaan. Petrus, de Patriarch van Antiochië, beantwoordt den brief van cerularius. Door dezen zou geene scheuring gekomen zijn. Doch deze was ook minder getergd, dan de Konstantinopolitaan op onderscheidene tijden. De Latijnen hebben de Grieken getergd. Dit deed den Griek op zijne beurt den Romein aanvallen. Hieruit moet men de bitterheid der Grieken verklaren en eenigzins verontschuldigen. - Over de vooren nadeelen dier scheuring handelt de Doctor nog kortelijk. Dit laten wij nu aan zijne plaats.
Door het uitkippen van eene en andere bijzonderheid uit deze voortreffelijke Dissertatie, geleidelijk voorgesteld en uit de Geschiedenis grondig bewezen, hebben wij onzen Lezer in staat gesteld, om zich te verzekeren, dat swalue voor dit onderwerp en voor de verdere godgeleerde studiën zeer wel berekend is.
|
|