Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1830
(1830)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 757]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Brief, rakende twee zeer onlangs uitgekomene leerredenen.Aan den Redacteur der Vaderlandsche Letteroefeningen.
Mijnheer!
Kort geleden ontving ik ter lezing: Vaderlandsliefde in zorgvolle tijden naar Jezus voorbeeld, in eene Leerrede over Luk. XIX:41, 42a geschetst, uitgesproken den 5 Sept. 1830, door g. meijer, Predikant te Visvliet, uitgegeven te Groningen, bij j. oomkens. Den Heer meijer noch persoonlijk, noch uit zijne schriften kennende, (dit geschrijf mag ook wel het eerste staal zijn, dat door zijn Eerw. ter markt wordt gebragt) deed mij echter het op den titel vermelde onderwerp dezer gelegenheidsrede dezelve niet zonder belangstelling inzien. Ofschoon nu de wijze van behandeling mij niet zeer wilde bevallen, las ik ze echter door; te oplettender, omdat mij hier en daar de stijl zeer verschillende voorkwam, en ik mij nu en dan op eenen bekenden weg meende te vinden; iets, hetwelk mij aan de oorspronkelijkheid dier leerrede al ras meer en meer begon te doen twijfelen; en dat deze twijfeling niet zoo geheel ongegrond was, hiervan werd ik maar al te zeer overtuigd, toen ik een aanmerkelijk gedeelte derzelve woordelijk las in de vertaalde werken van h.c. bergen, Gedenkwaardigheden uit het Leven van Jezus, en j.h.f. cramer, over de navolging van Jezus Christus. Ik ontdekte zulks met verontwaardiging, en dacht: zoo iets kan, mag en moet niet verholen blijven. Ik zoude echter, uit hoofde van het beginsel, 't welk den Heer meijer, volgens zijn schrijven, tot de uitgave genoopt heest, in de tegenwoordige tijdsomstandigheden daarvan gezwegen hebben, ware het niet, dat zijn Eerw. andermaal eene dergelijke leerrede in het licht gegeven had over Matt. XXIII:37, uitgesproken | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 758]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den 5 dezer, waarvan de titel is: Jezus voorbeeld in rampvolle gebeurtenissen ter navolging voorgesteld. Daar ik nu bemerkte, dat deze leerrede op eene gelijke wijze bijeengezocht en zamengesteld was, en de Heer meijer, blijkens het voorberigt, (waarin dezelve als een eerste vervolg van de voorgaande wordt opgegeven) van voornemen schijnt te zijn, met het uitgeven van zulke predikatiën voort te gaan, zoo dacht ik niet langer te moeten verzwijgen, wat mij onder de oogen gekomen is. De volgende staat van vergelijking dan moge zulks aantoonen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 759]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dezen staat van vergelijking onderzoekende, zal men ontwaren, aan welk eenen schandelijken diefstal zich de Heer meijer heeft schuldig gemaakt; en ik houde mij verzekerd, dat, indien iemand zich verledigen wilde, om het overige dezer beide leerredenen te ontleden, (waarvan mij, buiten hetgeen ik heb aangestipt, veel zeer bekend is voorgekomen) de proeve van navolging dan weldra volmaakt zoude zijn. Mij ontbreekt daartoe de lust. - Intusschen verzoek ik UE., aan deze regelen zoo spoedig mogelijk eene plaats in de Vaderlandsche Letteroefeningen te willen verleenen. Daardoor zal UE. verpligten,
Mijnheer!
UE. dienstw. Dienaar.
P.D.....Ga naar voetnoot(*) V.D.M. O.........., den 20 Oct. 1830. |
|