Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1830
(1830)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 756]
| |
verre geworden, waarom de opslorping van het gif der razernij zoo veel tijds zou noodig hebben tot deszelfs voortgang. Alle andere dierlijke vergiften werken zeer schielijk. Inderdaad, dit kan worden verklaard noch door de opslorping der water-, noch door die der bloedvaten - het laatste geschiedt meestal oogenblikkelijk, het eerste vereischt geen' langen tijd. Ik vermeen daarom, dat hier eene andere opslorping besta, namelijk door middel der zenuwen, en dat zulks bijzonder langzaam toegaat. Niet moeijelijk zou het zijn, bewijzen bij te brengen tot steun dezer onderstelling, naardien b.v. arbeiders in loodwit, door ziekten van erkenden zenuwachtigen aard aangetast, dezelve niet bekomen, dan na zeer geruimen tijd in hun der gezondheid zoo nadeelig beroep te zijn werkzaam geweest. Mij is in mijne praktijk een voorbeeld van watervrees voorgekomen, waarin zich bij den lijder geene verschijnsels derzelve vertoonden, dan na verloop van negen maanden na den beet door een dol dier. In dit geval bleek, dat die beet had plaats gegrepen onmiddellijk op de zenuw, de saphena genoemd. Ik houd het daarvoor, dat het goed gevolg der branding of uitsnijding, na den beet van verdachte beesten, afhangt van de vernieling der naaste zenuw, en zou mitsdien voorstellen, in alle gevallen, die zenuw door te snijden, of ook een deel derzelve weg te nemen boven de gebetene plaats, ten einde de gemeenschap met derzelver oorsprong te onderscheppen. Nog meer, ik zou, uitgaande van mijne onderstelling, dat de opslorping der zenuwen bijzonder traag is, en als 't ware duim voor duim voortsluipt, aanraden, de wegneming der zenuw zelfs weken na den beet te bewerkstelligen, en wel des te nader bij haren oorsprong, naar mate van het langer tijdsverloop na denzelven. |
|