| |
Riddertrouw.
Eene ware Geschiedenis.
Onder de Spaansche Ridders, die in zulk een groot aantal het laatste bedrijf van het groote treurspel der Moorsche heerschappij - de verovering van Granada - verheerlijkten, was Don rodrigo ponce di leon, Marquis van Cadix, wel de merkwaardigste. Hij bezat alle de eigenschappen, die florian aan zijnen, als Ridder zonder blaam fabelachtigen, gonzalvo van cordova toeschrijft: matigheid, kuischheid, wakkerheid, onkreukbare heldenmoed, en trouw voor zijne vrienden, edelmoedigheid omtrent zijne vijanden; in één woord, hij was een tweede cid, en dit is zeer veel gezegd. Daarenboven evenaarde zijne magt zijnen wil, om ferdinand en isabella, bij de belegering van de laatste bezitting der Mooren in Spanje, ten
| |
| |
dienste te staan. Zijne ruime bezittingen strekten zich over het schoonste en vruchtbaarste gedeelte van Spanjes lusthof, Andalusië, uit. In zijne ridderzaal zat een talrijke stoet van Vasallen tusschen de banieren en vaandels, door hem aan de Mooren ontnomen. Ruim voorzien was zijne wapenkamer van welgepolijste helmen en harnassen, en lansen en zwaarden. Maar ook deze edele Ridder was niet boven de gebreken van zijnen tijd verheven. Het rampzalige vuistregt heerschte nog zoo wel in dezen uithoek van Europa, als in Duitschlands velden en tot in het afgelegene Zweden. Erfelijke veeten, gelijk aan die, welke onze brederodes en egmonden gedurende anderhalve Eeuw tot onverzoenlijke vijanden maakten, verdeelden ook de Spaansche Ridders, in weerwil der onophoudelijke waakzaamheid, welke de aanvallen des nimmer rustenden vijands vereischten. Ponce di leon had ook eenen vijand in Don juan di gusman, Hertog van Medina Sidonia, een der rijkste Spaansche Edelen.
De voortreffelijke isabella van kastilië, de groote vrouw, zoo ver boven haren lagen, achterdochtigen, meineedigen echtgenoot, ferdinand van arragon, verheven, verscheen eens, om regt te doen, in de groote zaal van het aloude kasteel van Sevilië. Daarheen snelden alle de Rijksgrooten, om haar hulde te doen. Ook medina sidonia verscheen; maar de Marquis van Cadix was niet te zien. Zoo veel te gemakkelijker viel het dien vijand, hem te beschuldigen van verraderlijke gemeenschap met Portugal, van onwettig bezit van zekere kroongoederen, van rooverijën ten platten lande, en van eene dreigende houding tegen het wettige gezag in zijne sterke stad Xeres (Cheres). Men wachtte hem ter verantwoording; hij verscheen niet. De aanhangelingen en vrienden zijns vijands bekrachtigden en verzwaarden die aantijgingen, en hij verscheen niet. De Koningin, hierover verontwaardigd, stond op het punt, om hem met geweld van wapenen te bedwingen.
Ponce di leon ontvangt, door eene getrouwe hand, hiervan berigt. Hij snelt, met éénen knecht en ongewapend, naar Sevilië, vliegt de stad, het paleis (door eene verborgene deur) in, en vertoont zich eensklaps voor de Koningin. ‘Hier ben ik, mijne Gebiedster!’ zegt hij, ‘om mij in persoon te verantwoorden; doch niet met woorden, maar met daden. Men zegt, dat ik Xeres en Alcala, ten spijt van u, in bezit zou houden. Wel nu! laat die in bezit nemen; zij
| |
| |
zijn de uwe. Wilt gij mijne vaderlijke erfgoederen? Hier uit dit vertrek zal ik last geven, u die ter hand te stellen. Wilt gij mijnen persoon? Ik ben in uwe magt. Wat de overige beschuldigingen betreft, daaromtrent roep ik een gestreng onderzoek in, en zoo ik schuldig ben, is de zwaarste straf voor mij niet onbillijk.’
Isabella, zoo gevoelig voor zielsgrootheid, was getroffen. ‘Al hield ik,’ sprak zij, ‘u voor schuldig, zoo zou dit gedrag u mijne vergiffenis waardig doen zijn.’ Zij nam beide steden werkelijk in bezit; maar ook de vijand van rodrigo, de Hertog van Medina Sidonia, moest zijne posten nederleggen, en beide Opperhoofden, van elkander verwijderd, vooreerst op hunne goederen blijven.
Ferdinand had besloten, het Rijk van Granada, dat pronkjuweel van het schoone Andalusië, de eenige plaats in westelijk Europa, waar nog de standaard van mohammed die van het kruis verdrong, te onder te brengen. Maar hij wilde daarbij, volgens zijnen aard, langzaam, voorzigtig en met beleid te werk gaan. ‘Ik zal de zaden van dien granaatappel een voor een uitpikken,’ zeide hij. Dit plan echter ontsnapte zijnen vijand, den ouden muley aben hassan, niet. Hoewel er op dat oogenblik een wapenstilstand met Spanje heerschte, nam dit echter niet weg, dat het gebruik veroorloofde, kleine, onverhoedsche overrompelingen te doen, waarbij geene trompet gestoken, geene banier ontrold werd, en die niet langer dan drie dagen duurden. Uit de bergpassen schoten dan eensklaps vijanden te voorschijn, en overvielen de eene of andere vijandelijke sterkte. Dus besloot ook nu de oude muley, zijnen vijand voor te komen, en de vesting Zahara te verrassen. Zij ligt op de kruin eens hoogen, steilen bergs, met een nog hooger kasteel, welks top, naar men zegt, boven de adelaarsvlugt of de wolkendrift rijst. Straten en huizen waren uit de rots gehouwen. Men moest, om de stad te bereiken, gaten in de rots houwen. Zoo sterk werd deze stad gehouden, dat eene vrouw van gestrenge deugd eene Zaharenja genoemd werd.
Doch muley nam de gelegenheid van een' hevigen winterstorm en een' donkeren nacht waar, die de schildwachten, overtuigd van de onmogelijkheid, om in zulk weder dienst te doen, van hunne posten gejaagd had. De Moor braveerde het onstuimige weder, beklom de plaats met storm
| |
| |
ladders, bemagtigde haar, en dreef de overgeblevene inwoners als slagtvee met zich naar Granada.
Vreeselijk was de schok, dien dit verlies alom bij de Spaansche Ridderschap baarde Niemand gevoelde deze schande dieper, dan Don rodrigo ponce di leon. Hij besloot, den Koning van Granada een' dergelijken slag toe te orengen. De stad Alhama lag op eene rotsige hoogte, weinige uren van de Moorsche hoofdstad verwijderd, en werd de sleutel van Granada genoemd. Dit was dus een vast punt in het hart van 's vijands land, welks verlies hem doodelijk moest grieven, doch welks verovering tegelijk ten uiterste hagchelijk was. Maar rodrigo vreest niets: met alle Andalusische Ridders - behalve met zijnen doodvijand medina sidonia - pleegt hij raad, sluipt door de bergpassen, en verwint Alhama met dezelfde snelheid en hetzelfde beleid, als de Moor Zahara gedaan had.
Niet minder, misschien nog dieper was de smart, die de bezetting door den vijand van zulk een belangrijk en naburig punt door Spanjes Ridders te Granada veroorzaakte Maar het denkbeeld der herwinning biedt zich dadelijk aan. Een groot leger omsingelt de handvol volks, die hier, in het hart van 's vijands land, heeft post gevat. Deze wakkere strijders zenden van alle kanten om spoedige, dringende hulp naar Sevilië, naar Cordova. De Markgravin van Cadix, rodrigo's echtgenoote, is vooral in den doodelijksten angst. Tot wien zal zij zich wenden? De vrienden van haren echtgenoot verzellen hem reeds in zijn hagchelijk stuk. Zij weet nog éénen dapperen en magtigen Ridder; maar het is de vijand van haar huis. Geen nood! huwelijksliefde laat geene, ook de onwaarschijnlijkste, kansen onbeproefd, waar het zaak is, eenen geliefden gemaal te behouden.
Het antwoord van medina sidonia komt. Hoe klopt het hart der edele vrouwe! Maar, wat zal zij lezen? Immers eene volstrekte, misschien honende, weigering! Zij opent den brief. De Hertog schrijft, ‘dat hij, in gevolge het verzoek van eene zoo eervolle en achtingwaardige vrouwe, en om een' zoo dapperen Ridder als haren echtgenoot uit gevaar te bevrijden, wiens verlies niet alleen voor Spanje, maar voor de geheele Christenheid niet te vergoeden zou zijn, al het voorledene zou vergeten en tot zijne hulp snellen.’ Tevens schreef de Hertog aan alle de bevelheb- | |
| |
bers zijner steden en vestingen, om zich dadelijk met alle magt, waarover zij konden beschikken, te Sevilië bij hem te voegen. Alle de Ridders van Andalusië schaarden zich onder zijne banier, en hij bood zwaar handgeld aan alle vrijwilligers, die met paarden, wapenen en levensmiddelen de onderneming wilden helpen ten uitvoer brengen. In één woord, de sterkste drangredenen voor den mensch, eer, vaderlandsliefde, Godsdienst en zucht tot gewin, vereenigden zich hier, en medina sidonia zag weldra vijftigduizend voetknechten en vijfduizend ruiters om zijnen standaard in slagorde staan.
Ondertusschen had ook de Koning berigt ontvangen van het gevaar zijner dappere Ridders, en haastte zich in persoon, om hen bij te staan. Hij gelastte den Hertog van Medina Sidonia, op de grenzen naar hem te wachten; maar deze gaf ten antwoord, dat hier leven of dood op het spel stonden, en dat hij geen tijd had, naar iemand te wachten. Ook moest hij niet vertoefd hebben. Hij kwam juist op het oogenblik, dat de bezetting, door onophoudelijke schermutselingen en aanvallen tot den dood toe afgemat, van honger en dorst uitgeput, en meer naar geraamten dan naar menschen gelijkende, op het punt was, den vijand in handen te vallen. Toen muley de nadering van het ontzet vernam, rukte hij zich wanhopig den baard uit; maar tegen zulk eene menigte was hij niet bestand, en trok af met kwalijk verbetene woede.
Naauwelijks was zijn leger uit het gezigt verdwenen, of men zag van de tegenovergestelde zijde den standaard van medina sidonia wapperen. Daar vielen de twee oude erfvijanden in elkanders armen, en smolten in tranen; al de oude wrok was vergeten, en van dien tijd af waren zij boezemvrienden.
Waar zijt gij, schoone Eeuwen der Ridderschap, der trouw aan God en aan pligt? Wie brengt uwe gevoelens terug in onze schandeeuw, de eeuw van verraad, van logenachtige vrijheid, van verzaking aller pligten, en van de zegèpraal der monsters, die zich liberaal noemen?..... |
|