die groote reizigers, zwervende als de leeuw en de jakhals. Doorgaans ging boswell op voeragie zijnen vriend vooruit; en, behagen vindende in de ligging van dit huis, volgde hij het spoor van zijnen neus tot in de proviziekamer, waar een lekkere lamsbout zijne aandacht trok. Hij beval, dat dezelve op staanden voet zou gebraden, en voorts, ‘dat het puik van alle puddings moest gebakken worden.’ Opgetogen van zijn goed fortuintje, ging hij zijnen vriend opzoeken, en zag weldra den reus van geleerdheid langzaam naderen op zijn' hit. Buiten adem riep hij hem, reeds van verre, toe: ‘Goed nieuws, vriend! Ik heb, in eene gemakkelijke, nette herberg hier, een' kostelijken lamsbout besproken; hij wordt reeds klaargemaakt, en ik vlei mij met een regt lekkeren maaltijd.’ Johnson zette een belust gezigt. ‘En gij hebt, hoop ik,’ zeide hij, ‘ook eene pudding besteld?’ - ‘Gij zult uwe geliefde pudding hebben, vriend!’ hernam de ander. Johnson steeg van de hit, en het arme beest, van den reus verlost, vond zijn' weg, mede op den reuk af, naar den stal. Boswell geleidde den Doctor in huis, en verliet hem, om, door eene kleine wandeling, zijne maag nog meer te scherpen. Johnson, voelende dat zijn rok, door den nevel der bergen, eenigzins vochtig was, begaf zich naar de keuken, hing zijn' jas op een' stoel voor het vuur, en zette zich onnadenkend neder, digt bij een' kleinen jongen, drok bezig met het maal te helpen klaarmaken. Johnson keek, toevallig, van achter zijn' jas, terwijl de jongen den bout bedroop. Hem beviel de toestand van diens hoofd niet: terwijl hij met de eene hand den druiplepel zwaaide, was de andere nooit ledig, en hij meende ten zelfden tijde iets te zien vallen op het gebraad; waarop hij besloot, dien dag geen lamsvleesch te eten. Toen het maal werd opgedist, riep
boswell uits ‘Mijn waarde Doctor! daar komt de bout; hoe schilderachtig! overal bedropen; ei zie, hoe fraai bruin!’ De Doctor lachte in zijne vuist. Na een schietgebed, sprak boswell: ‘Zal ik maar voorsnijden, vriend? Van wat stuk mag ik u dienen?’ Nu sprak de Doctor: ‘Ik wilde het u niet eerder zeggen, mijn waarde bozzy; maar ik heb besloten van daag geen vleesch te eten.’ - ‘Dat is eene groote teleurstelling,’ hernam deze. - ‘Geen woord meer; ik zal mijzelven schadeloos stellen met de pudding.’ Boswell begon nu den aanval, en zette het mes in den bout. ‘Hoe