Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1830
(1830)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 452]
| |
las men eenen getuige het gewone formulier van den eed voor: Gij zweert en belooft, enz. en verzocht hem de hand op te heffen en te zweren. De getuige hief de hand op, maar weigerde te zweren; zeggende, dat hij zulks niet gewoon was. De Regter deed hem opmerken, dat hij beloofd had, de waarheid te zeggen; dat men, tot staving daarvan, den eed vorderde, enz. Nieuwe weigering. Eindelijk, na lange aarzeling, zeide de man, op een' krachtigen toon: Nu dan! Bl..... s! - Deze man, vader des huisgezins, 50 jaren oud, en in eene volkrijke gemeente niet verre van Valence wonende, bleek verder, nooit iets te hebben vernomen van hetgeen een eed is, en verkeerde in den waan, dat men een' vloek van hem vorderde. |
|