De zwijgende Voltaire.
In een gezelschap ten huize van Mevrouw chatelet wist niemand reden te geven van de gemelijke stemming en het hardnekkig stilzwijgen van voltaire. ‘Gij zult de ware oorzaak hiervan niet ligt raden,’ zeide eindelijk de gastvrouw; ‘maar ik ken hem. Sinds ettelijke dagen spreekt men te Parijs schier van niemand anders, dan van den op het rad liggenden afschuwelijken moordenaar en straatroover. Daarover ergert zich voltaire. Met één woord: hij is jaloersch op den geradbraakte!’