Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1830
(1830)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 437]
| |
De huwelijksverbindtenis onder den grond.
| |
[pagina 438]
| |
aanzien in de grootere steden beginnen te verkrijgen. Zoodanige huwelijken, vooral onder de jongere zonen van den verarmden adel, zijn menigvuldig. De bevoorregte standen vernederen zich somwijlen zoo verre, dat zij dezelve toelaten; terwijl de bemiddelde lieden, die nog onlangs in geringachting leefden, zich daarmede grootelijks vereerd rekenen, en gaarne opofferingen doen, om door betrekkingen van dien aard tot hoogheid te geraken. Daar was in S - een schoon meisje, de eenige dochter van een Poolsch koopman. Men vermoedde half, dat in zijne aderen iets van het bloed van Israël stroomde. De man was rijk, en zijne dochter had persoonlijke aantrekkelijkheden te over, om eene menigte jongere zonen, wier geslachtregister beter gestoffeerd was dan hunne beurs, haar te doen omringen. Onder die allen verklaarde zich het hart van ida stephanoff weldra ten voordeele van casimir yaninsky, een' harer eerste en vurigste minnaren. Zulk een vrolijke en hupsche zoon eens Edelmans was juist geschikt, om diepen indruk op de dochter van een stemmig en karig handelaar te maken. Alhoewel casimir niets, dan zijn zwaard, in de wereld had, daar waren echter omstandigheden, welke den ouden stephanoff deden overhellen, om zijne goedkeuring te hechten aan de keuze zijner dochter, die dezen jongeling boven andere, in gelijke omstandigheden verkeerende, personen stelde. De familie bezat nog een klein landgoed, en de oudere broeder van casimir was, schoon gehuwd, kinderloos. Men kon dus, in geval van overleving, op de erfenis rekenen. Daar nu casimir onder de minnaars van ida het meeste vooruitzigt had, zagen zij en haar vader hem, gedurende eenige maanden, beide met een gunstig oog. Reeds was de toestemming in behoorlijken vorm gegeven, en de tijd voor eene spoedige voltrekking des huwelijks bepaald, wanneer een Edelman, die eenige jaren elders had doorgebragt, onverwacht op zijn landgoed, in de nabijheid van S -, terugkeerde. Deze zag ida op een dorpfeest, en deed aan haren vader zoodanige voorslagen, dat hij de getrouwheid des hebzuchtigen mans, ten opzigte van vroegere beloften, aan het wankelen bragt, en, in zijne verbijstering, geen acht sloeg op de genegenheid zijner dochter. Hoe deze te moede was, toen zij het plan vernam, laat zich beter verbeelden, dan beschrijven. Graaf metzin was niet | |
[pagina 439]
| |
jong, van een terugstootend voorkomen en barsche manieren. Reeds had hij twee vrouwen gehad, en van hem ging een gerucht uit, als van Blaauwbaard; iets, dat in geenen deele geschikt was, om de genegenheid van een meisje te winnen, al was haar hart ook vrij. Doch hij bezat niet alleen grooten rijkdom, maar ook een gevestigd vertrouwen ten Hove, en was in Hongarije teruggekeerd met zoodanige magt, of althans met zoodanigen invloed, dat een handelaar eene verbindtenis met hem voor hoogst wenschelijk moest houden. Stephanoff, den vurigen yaninsky en diens familie te veel ontziende, om zijne belofte plotseling in te trekken, begon ernstig te verlangen naar eenig voorwendsel, om dezelve te breken. Graaf metzin stelde hem derhalve voor, om zich met geweld in het bezit van ida te stellen, en alzoo in schijn den vader te noodzaken, om zijne toestemming te geven tot eene verbindtenis, welke te beletten hij niet meer in zijne magt had. Het plan was niet moeijelijk uit te voeren. Ida en hare oude min (zij had reeds vroeg hare moeder verloren) werden op eene wandeling in het veld overvallen door eene bende van des Graven bedienden, en in zijn oud kasteel gehuisvest, alwaar hij door betooning van eerbiedige oplettendheid, zoo veel zijn norsche aard het toeliet, het hooghartige meisje met den staat harer gevangenschap poogde te verzoenen. Wat zij gevoelde, werd niet ruchtbaar buiten de betooverde muren; maar casimir bewoog hemel en aarde, om hare bevrijding te bewerken, en werd alleen door opregte genegenheid voor de dochter teruggehouden van wraak tegen den vader, wiens heimelijke medewerking hij vermoedde. Vreezende voor het misnoegen des jongelings, dat hij wel wist verdiend te hebben, hield zich stephanoff, als ware hij ontroostbaar over het verlies van zijne dochter, en verzocht vrijheid, om haar des noods met geweld te mogen terugvorderen; maar de plaatselijke overheid, in vreeze gehouden door Graaf metzin, of in het geheim onderrigt, dat hij in overeenstemming met haren vader handelde, ten einde een dwaas huwelijk tusschen een paar onbezonnen jonge lieden te voorkomen, weigerde hare tusschenkomst; en het scheen, alsof het spel weldra zou eindigen, gelijk zoo menig ander, met een huwelijk der hoofdpersonen. Casimir had vast besloten, dit te voorkomen. Daar hij nu door wettige middelen zijn doel niet kon bereiken, nam | |
[pagina 440]
| |
hij zijne toevlugt tot iets anders, waartoe de gelegenheid zich aanbood. Bijna tot krankzinnigheid gebragt door een aandoenlijk briefje, dat ida hem had weten in handen te spelen, maakte hij tot zijn oogmerk gebruik van eene toevallige ontmoeting met eene bende vrijbuiters, welke nog steeds in de bergstreken van Hongarije gevonden worden. Hij vernam, dat die lieden eene onderneming tegen het kasteel van zijnen medeminnaar in den zin hadden, en besloot, hen in dit oogmerk te versterken en behulpzaam te zijn, hopende alzoo te midden der verwarring zijne verloofde te zullen bevrijden. Of deze middelen met regt en zedelijkheid zijn overeen te brengen, mag met reden in twijfel getrokken worden; maar in die oorden heerscht nog zoodanige ruwheid van zeden, dat menigeen het nemen van wraak voor volkomen geoorloofd houdt. Een jongeling derhalve, wien zijne minnares ontroofd is, heeft, in die omstandigheden, eenige aanspraak op verschooning, dat hij de geldzakken van zijnen medeminnaar niet ontziet. Ook zoude men den Graaf in eigen persoon geen leed doen, daar de uitvoering van dien aanslag bepaald werd tegen eenen tijd, wanneer hij met een deel der huisgenooten afwezig moest zijn, om elders zekere vergadering bij te wonen. Nogtans was de onderneming een hagchelijk waagstuk, daar metzin een' vrij talrijken stoet van onderhoorigen op zijn landgoed achterliet; alhoewel men van hunne gehechtheid aan hunnen meester geen' krachtigen tegenstand meende te verwachten te hebben. De jongeling, die voor eenen tijd bandiet werd, ging met zijne meer bedrevene makkers moedig op weg, om den aanval te doen. Weldra bleek, dat zij verraden waren. Door een digt bosch aan het einde van des Graven bezittingen trekkende, werden zij door eene afdeeling krijgslieden, welke reeds lang op de roovers loerden, omsingeld, en, op één of twee na, gevangen genomen. Yaninsky had, toen hij, door liefde en wanhoop gedreven, zich met eene rooversbende vereenigde, voor zijne eigene eer en die zijner familie zoo veel zorg gedragen, dat hij van zijne makkers, in geval van eenig ongeluk, de plegtigste belofte van geheimhouding zijns wezenlijken naams en stands vorderde. Hij zelf hield zich, als ware hij een van de bende; maar zijne jongheid en zijne, in vergelijking van zijne verharde makkers, blijkbaar mindere schuld pleiteden voor zachtere straf, en hij werd tot de mijnen verwezen; terwijl | |
[pagina 441]
| |
de kapitein en een of twee meer (die, om de waarheid te zeggen, casimir's zelfverwijt wegens het waarschijnlijk verhaasten van hunnen dood niet verdienden) hunne vroegere misdaden op het schavot moesten boeten. Yaninsky had zich eerst verheugd, dat hij voor eene regtbank in een ander gedeelte des lands gebragt werd, alwaar men hem niet ligt zoude herkennen; thans echter bedacht hij tot zijn groot leedwezen, dat het hem dien ten gevolge niet mogelijk was, aan ida berigt van zijn wedervaren te doen toekomen. Bovendien had hij reden, om te vreezen, dat zij zijne in haast gedane kennisgeving van het plan ter harer bevrijding had ontvangen, en de gedachte aan haren angst vermeerderde den zijnen. De mijnen, waartoe men hem voor den tijd van twee jaren veroordeeld had, waren drie of vier dagreizen van S -, en de hoop gaf hem in, dat er welligt onder de menigvuldige bezoekers van deze bergwerken binnen kort iemand zijn zoude, die berigt van zijn persoonlijk behoud en van zijne onbezwekene standvastigheid mogt overbrengen. Ondertusschen had ida Graaf metzin op een' zegepralenden toon hooren verhalen, hoe zijn kasteel voor den aanval der roovers beveiligd was geworden. Hierdoor werd ida te meer versterkt in hare vrees, dat casimir in dit geval betrokken mogt zijn. Gedurende eenige dagen, zoo lang het lot der gevangenen in de hoofdstad van het gewest niet beslist was, leed zij grooten angst wegens die onzekerheid. Bijkans ware zij in verzoeking gekomen, om haar vermoeden te openbaren, en door eene opoffering, die haar oneindig zwaar zoude vallen, dat leven vrij te koopen, hetwelk zij zich verzekerd hield, dat casimir niet ten koste van zijne eer zou willen behouden. Haar onverbiddelijke, doch steeds beleefde oppasser deelde haar eindelijk het haar belangrijk berigt van het doodvonnis der drie personen mede. Geen derzelven, daar zij allen in jaren gevorderd en mannen van bekende wreedheid waren, kon bij eenige mogelijkheid casimir zijn. Voorts hoorde zij, dat de overigen, voor korteren of langeren tijd, naar de mijnen verwezen waren; en haar hart fluisterde haar in, dat haar geliefde zeker onder dit getal zijn zoude. Thans peinsde zij eeniglijk, om te ontsnappen en hem op te zoeken. Zij wist, dat het vruchteloos zijn zoude, zich | |
[pagina 442]
| |
onder de niets afdoende bescherming van haren onwilligen vader te begeven. Uit den inhoud der weinige brieven, welke zij sedert hare gevangenschap van hem ontving, begreep zij zeer wel, dat hij medepligtig in de zaak was. Zij vreesde, dat hij op het gehate huwelijk zoude aanhouden met eenen drang, welke haar eindelijk toch geene andere keuze zou laten, dan zich te redden door eene vlugt, minder onteerend uit de magt des roovers, dan uit des vaders schijnbare bescherming. Hare opvoedster, die in alles, behalve verstandelijke beschaving, de plaats eener moeder bij haar vervulde, en wie het aan sluwheid niet ontbrak, trad met bijkans jeugdige geestdrift in hare ontwerpen, en men vond eindelijk een middel, om de ontkoming te bewerkstelligen. Het is bekend, dat overal in Hongarije waarzegsters, of zoogenaamde Heidens en Heidinnen, rondloopenGa naar voetnoot(*). Nergens misschien heeft dat zwervend geslacht eene zoo onbepaalde vrijheid. Op elk eenigzins aanmerkelijk landgoed is meestal eene bende van dat volk in zekeren zin gevestigd, voor zoo verre hun toestand dit toelaat, en zij leven daar ongestoord bij wijze van stilzwijgend verdrag, daar de eigenaar hen niet weert, en zij van hunnen kant diens bezittingen van roof verschoonen. Metzin was, als vreemdeling in dat oord en als man van norschen en terugstootenden aard, niet geacht onder de Zingari, of Zigeuners, die hij verbood, in den omtrek van zijn kasteel te komen, en alzoo uit eene hunner wijkplaatsen bande, waar zij sedert eeuwen zich opgehouden hadden. De oude natalia, geenszins twijfelende, of zij zoude onder deze scherpzinnige en wraakzuchtige bende hulp vinden, zoo zij maar in vertrouwelijken omgang met dezelve mogt geraken, hield zich, alsof zij allengs meer luisterde | |
[pagina 443]
| |
naar de voorslagen van Graaf metzin, en zich wilde laten overhalen, om zijne verbindtenis met hare voedsterling te begunstigen. Zij vertelde hem dus in vertrouwen, dat ida's onverzettelijke gehechtheid aan casimir was toe te schrijven aan eene vroegere voorspelling, door een' van het waarzeggend geslacht der Zingarl gedaan, dat zij een' jongeren zoon van het edelste bloed in Hongarije zoude huwen, en, na vele wederwaardigheden, een lang en gelukkig leven met hem leiden. Zij deed hem deswege opmerken, dat uit een gemoed, hetwelk tot bijgeloovigheid overhelde, die indruk alleen uitgewischt kon worden door eene andere voorspelling van eene nog bekwamere waarzegster, die haar iets anders zou aankondigen. Zoodanig eene, wist zij, was te vinden onder de zwervende bende, die op het landgoed van den Graaf zich had opgehouden. Ten gevolge dier mededeeling kreeg zij, zoo als zij verwacht had, den last, om met de oude Sibille de zaak te overleggen, en haar zulk eene orakeltaal in den mond te geven, als best kon dienen ter berelking van het doel. Verheugd over dezen eersten stap tot verkrijging der vrijheid, en vernemende, dat de waarzegster nog genoeg verbitterd tegen den Graaf was, om gaarne hem eene pots te spelen, hield natalia een lang gesprek met haar, en vond in miriam, bovendien gelokt en gewonnen door het uitzigt op eene rijke belooning van beide partijen, eene medehelpster, die zelfs hare verwachting overtrof. Men kwam overeen, dat de profetes, om argwaan te voorkomen, vooreerst, in tegenwoordigheid van den Graaf, zich zou bepalen tot het maken van geheimzinnige toespelingen op haar gelukkig noodlot, en dat zij vervolgens vrijheid zou trachten te verwerven, om, in afzonderlijk gesprek, den indruk op het nog weifelende gemoed der jeugdige verloofde te versterken. Ida, behoorlijk voorbereid op de rol, die zij moest spelen, bejegende de landloopster eerst met minachting en verontwaardiging; doch langzamerhand, als ware zij op onwederstaanbare wijze weggesleept door de plegtige welsprekendheid der bekwame waarzegster, begon zij meer en meer met blijkbaar genoegen te luisteren naar hare grootsche beloften van een' niet minder rijken dan aanzienlijken echtgenoot, van eer en roem in de ruimste mate, en van een talrijk kroost, in tegenoverstelling van een' minnaar zonder trouw en zonder geld, die door het noodlot veroordeeld was | |
[pagina 444]
| |
tot een' geweldigen en ontijdigen dood. Intusschen betoonde zij van tijd tot tijd nog zoo veel ongeloovigheid, dat herhaalde bezoeken noodig werden; maar de Graaf, ofschoon geene listige zamenspanning vermoedende, sloeg evenwel nog geen geloof genoeg aan de opregtheid der met hem in verbond getredene waarzegster, om niet de mogelijkheid van het herroepen harer voorspelling te vreezen. Hij verhinderde daarom, zoo veel doenlijk, alle verstandhouding van natalia met miriam, en verkoos, tegenwoordig te zijn, wanneer zij het kasteel binnentrad; en dit noodzaakte de oude, met veel scherpzinnigheid te werk te gaan, toen zij aan ida het stellig berigt wilde mededeelen, hetwelk zij dien dag had ontvangen, dat casimir zich thans in de mijnen van Schemnitz bevond. Na al de vroegere verzekeringen, dat de sterren ida's vereeniging met een rijk en haar aanbiddend minnaar onherroepelijk aankondigden, gebruikte zij daarom de volgende list. Zij naderde het meisje, en vatte hare hand op de plegtigste wijze. Na eenige oogenblikken zwijgens riep zij, op eenen toon, die bijzonderen indruk moest maken, met eene veelbeteekenende houding uit: ‘Dezen dag is het mij geopenbaard geworden, dat, wanneer gij uwen trouweloozen minnaar weder ontmoet, het niet op aarde zijn zal!’ Deze voorspellende woorden deden ida eerst schrikken; maar de toon en gebaren der waarzegster, alsmede een bijkans onmerkbare blik van derzelver wenkend zwart oog, deden haar begrijpen, dat zij het zeggen in een' anderen, verborgenen zin moest opvatten. Met eene vrolijke levendigheid, waarvan de Graaf zich alles goeds beloofde, antwoordde zij nu: ‘Wel, moeder! ik zie, dat gij eene profetes zijt; inderdaad, daar is niets, hoe diep ook, dat gij niet kunt doorgronden.’ De waarzegster, begrepen hebbende, dat zij verstaan was, wist zich verder door hare slimheid zoo zeer in te dringen bij den Graaf, dat zij vrijen toegang tot het kasteel verwierf. Daarbij wist zij van hem te verkrijgen, dat hij haar toestond, eenen ouderloozen kleinzoon met zich te brengen, van wien zij ongaarne zich verwijderde, uit vreeze, dat den knaap, wanneer hij niet onder haar oog was, eenig ongeluk mogt overkomen. Bovendien verzekerde zij, dat die, door zijne bekwaamheid in het spelen op de mondharp, de nog voortdurende zwaarmoedigheid van ida zou kunnen verdrijven, en alzoo den weg helpen banen voor eene nieuwe liefde. (Het vervolg hierna.) |
|