Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1830
(1830)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe Diamanten van de Kroon.Na den roof der kostbaarheden van het vorstelijk huis, den 3 September 1792, kwam een sansculotte bij den Heer charlot, die het opzigt over de koninklijke kleedkamer had gehad, en stelde hem een pakje, waarin verscheidene diamanten waren, ter hand, met verzoek, om die te bewaren, tot dat hij ze weder zou afhalen. De brenger keerde niet terug. Ondertusschen ging charlot naar Abbeville wonen, alwaar hij, na verloop van eenige jaren, stierf, zonder de hem toevertrouwde kostbaarheden aangeraakt te hebben, ofschoon hij in behoeftige omstandigheden verkeerde. Toen hij den dood voelde naderen, liet hij een zijner vrienden, delattre dumontville, roepen, en vermaakte | |
[pagina 433]
| |
aan hem de edelgesteenten des Konings, met vrijheid, om er naar goedvinden over te beschikken. De Heer delattre, niet minder eerlijk dan de voorgaande bewaarder, behield de diamanten tot aan de herstelling der bourbons. Dezelve toen aan de kroon willende teruggeven, schreef hij aan den Graaf de blacas, en gaf dezen zijn verlangen te kennen, om aan Z.M. lodewijk XVIII in persoon eene belangrijke mededeeling te doen. Terstond ontving hij eene uitnoodiging, om zich bij den Minister te begeven. Hij doet dit, en ontdekt aan zijne Excellentie de reden van zijne reis naar Parijs, maar dringt er op aan, om bij den Koning zelven gehoor te erlangen. De Heer de blacas is kwistig in het geven van loftuitingen aan delattre, en belooft hem het verlangde onderhoud tegen den volgenden dag; hem tevens verzoekende, om dan het bewuste pakje mede te nemen. Hieraan voldoende, geeft de eerlijke man den Minister de diamanten in handen. Deze beziet dezelve naauwkeurig, overlaadt hem andermaal met lofspraken, houdt de doos in zijne bewaring, en zegt eindelijk, dat men de voorstelling aan Z.M. tot den volgenden dag moet uitstellen. Maar den volgenden dag, en vele dagen daarna, is zijne Excellentie niet te zien. De gewezen bewaarder der edelgesteenten neemt thans zijne toevlugt tot de pen; zijne brieven blijven onbeantwoord. Te weinig bemiddeld, om langer in de hoofdstad zich op te houden, keert de goede man naar Abbeville terug, van waar hij nog langen tijd brieven schrijft. De Heer de blacas, eindelijk misschien dit lastig aanhouden moede, zendt hem, in November 1814, eene aanstelling tot lid van het legioen van eer. - De diamanten waren geschat op eene waarde van vijf millioenen. Eene schoone vergelding voor de teruggave dier kostbaarheden! | |
Erkentelijkheid van eenen Maarschalk des Keizerrijks.De Maarschalk lefebvre, Hertog van Dantzig, van Fontainebleau terugkeerende, werwaarts hij zich begeven had, om napoleon tot het teekenen van den afstand te noodzaken, zeide in eene taal, het tijdperk zijns levens, toen hij den serjantsrok droeg, waardig: Ik heb hem het vuur nabij de scheenen gelegd. Ik heb hem gezegd, dat het voor ons eindelijk eens tijd werd, om rust te genieten. Of meent hij, dat wij, nu wij titels, paleizen en landgoederen hebben, ons voor hem zullen opofferen? Maar dat is zijne | |
[pagina 434]
| |
eigene schuld: hij heeft ons te schielijk verheven. Als men paleizen, titels en landgoederen heeft verkregen, laat men zich niet meer doodslaan voor vrijheid of vaderland, gelijk ten tijde van de Republiek, toen wij niets hadden. - De Geschiedschrijver, van wien wij deze merkwaardige bijzonderheid ontleenen, voegt er bij: ‘Wij hebben den Maarschalk deze woorden hooren uitspreken.’ | |
Het Viooltje.De leer- en buigzame Zanggodinnen, die in April 1814 de terugkeering der bourbons hadden bezongen, waren even vlug en vaardig, om in 1815 de landing van napoleon te bezingen. Naauwelijks was hij in Parijs terug, of het regende in de zalen der Tuileriën oden, brieven, liederen ter eere des Keizers, welke uit handen kwamen, die weinig tijds geleden verzen vol geestdrift op den Koning vervaardigd hadden. Onder deze groote menigte van geschriften onderscheidde men bijzonder een zeer aardig gelegenheidsversje. De soldaten, eene toespeling makende op het saizoen der landing van napoleon, hadden hem den bijnaam van Père la Violette gegeven. In het bedoelde vers vindt men eene fijne, hierop betrekkelijke woordspeling. En dit kleine meesterstuk, zoo als stellig bewezen is, was van Mevrouw de genlis! | |
Schoon Gezegde van den Generaal Lamarque.Deze Generaal, welke zich even zeer onderscheidde door uitgebreide kennis en voortreffelijke geestvermogens, als door dapperheid, ontving in 1815 het bevel over de troepen, welke napoleon naar de Vendée had gezonden. Voorgenomen hebbende, alle middelen van bevrediging te beproeven, alvorens tot vijandelijkheden over te gaan, schreef hij aan de Vendéërs: Ik schaam mij geenszins, u om den vrede te verzoeken; want in burgeroorlogen is het eindigen derzelven de eenige roem. | |
De ziel eens Schatmeesters.Guillaume peyrusse, sedert Thefaurier-generaal van de Kroon geworden, meende te Malmaison zijne opwachting te moeten maken, waar napoleon, in 1815, onder zijne vertrouwdste vrienden die genen uitkoos, aan | |
[pagina 435]
| |
welke hij de gunst wilde toestaan, hem in zijne ballingschap te volgen. Bij die gelegenheid sprak de gewezen Keizer tot den gewezen Schatbewaarder: Gij zijt van de onzen; gij gaat met mij, peyrusse! En deze antwoordde: Maar, Sire! ik heb mijne nabestaanden, die verlangen, dat ik mij niet verwijdere; en bovendien, in den toestand, waarin uwe Majesteit zich bevindt, zal dezelve wel geenen Thesauriergeneraal noodig hebben. | |
Onzinnige zucht, om eenen naam te maken.Iemand, op wiens waarheidsliefde men kan vertrouwen, bevond zich bij napoleon, eenigen tijd na diens terugkomst van Elba, en hoorde deze woorden uit zijnen mond: Kortom, wat waag ik in den toestand, waarin de gebeurtenissen mij geplaatst hebben? Wat heb ik persoonlijk hierbij te verliezen? - het leven; wat zegt dit? Mijn naam zal zoo lang leven, als die van God. | |
Korte en zakelijke Correspondentie.Toen het tusschenbestuur, dat van 20 Junij tot 4 Julij 1815 regeerde, had opgehouden, begaf fouché, deszelfs Voorzitter, zich naar St. Denis, alwaar hij de bevestiging der beloften, hem door lodewijk XVIII gedaan, erlangde. Carnot, die niet zoo slim was geweest, en begreep, dat hij veel gevaar liep van verontrust te worden, schreef aan den sluwen Hertog van Otrante dit kort en krachtig briefje: Verrader! waar wilt gij, dat ik ga? Fouché antwoordde even kort en bondig: Domkop! werwaarts gij wilt. | |
Uitgaven van het Fransche Hof.Uit eene berekening, gedurende de zitting van 1818 door den Afgevaardigde delessert opengelegd, blijkt, dat de sommen, ter beschikking van de kroon gesteld, van 1 April 1814 tot 1 April 1818, tweehonderd-drieëndertig millioenen en vijfmaal honderdduizend francs beloopen. Bij gevolg heeft het Hof jaarlijks 58,375,000 fr. verspild, elke maand 4,864,583 fr., ieder dag 159,931 fr. 50 cent., en elk uur 6,663 fr. 81 cent. Stelt men nu ieders aandeel in de directe en indirecte belastingen, gelijk in 1818, op achtentwintig fr., zoo hebben de 6,663 fr. 81 cent., welke de kroon, gedurende vier jaren, ieder uur heeft verspild, ook elk uur het beloop der | |
[pagina 436]
| |
jaarlijksche opbrengst van tweehonderd-en-dertig Franschen verslonden. | |
De Lijkstaatsie van Lodewijk XVIII.Eene bijzonderheid, welke geheel Parijs heeft opgemerkt, maar welke ik vergeefs gepoogd heb te verklaren, is deze: dat geen enkel lid der Geestelijkheid de lijkkoets vergezelde, welke het stoffelijk overschot van lodewijk XVIII naar St. Denis overbragt. | |
Jakobijnen gepensioeneerd door den Koning.Tallien, gewezen lid der Nationale Vergadering, een man, die lagchende zich beroemde, zijne voeten in het bloed der slagtoffers van September gebaad te hebben, is den 16 November 1820 gestorven. De Moniteur van den 28sten deelde aan Frankrijk het berigt mede, dat deze woeste voorstander der Omwenteling jaarlijks onderstenning uit de bijzondere kas van lodewijk XVIII genoot. In deze milddadigheid deelde hij met verscheidene andere personen, die meer of minder deel hadden gehad aan de verschrikkelijke gebeurtenissen van 1793. Zoo had de zuster van robespierre een pensioen van 1800 francs verworven van napoleon; en ook de Koning deed haar hetzelve toekomen. Eveneens was het geval met panis, een der meest bloeddorstige Jakobijnen te Parijs; de naam van dezen persoon stond op eene lijst van pensioenen, welke aan lodewijk werd voorgelegd, en deze schreef met eigene hand naast dien naam: Behouden. | |
Edele Trek van Christelijke Liefde.De achtingwaardige Abt sicard, opvolger van den Abt de l'epée in het gesticht voor Doofstommen, schreef, twee dagen vóór zijnen dood, die den 10 Mei 1822 volgde, aan den Abt gondelin, zijnen ambtgenoot te Bordeaux: Mijn waarde Broeder! Ik maak bij uitersten wil aan u mijne geliefde kinderen: ik beveel hunne zielen aan uwe godsvrucht, hunne ligchamen aan uwe zorgen, hunne verstandelijke vermogens aan uwe kunde. Vervul deze edele taak, en ik sterf gerust. - De Abt sicard was geen Jezuit. |
|