Natuurkundige flourens, echter, is het, door veelvuldige proeven, ontwijfelbaar gebleken, dat de Mol enkel en alleen een vleeschvretend dier is, en liever van honger sterft, dan dat hij plantenvoedsel zou aanroeren. Bij gebrek van andere dierlijke spijze, verschoont hij zelfs zijns gelijken niet, en de zwakkere of vreesachtige wordt onvermijdelijk den sterkeren of moedigeren ten buit. Opmerkelijk is ook de waarneming, dat 10 à 12 uren het uiterste zijn, dat de Mol het zonder voedsel kan uitharden, en dat 5 à 6 uren hongerlijdens reeds toereikend zijn, om hem tot den staat der grootste zwakte te brengen. De verwoestingen alzoo, welke dit dier in tuinen als anderzins aanregt, zijn geenszins een gevolg zijner belustheid op plantenvoedsel, maar veeleer van zijnen onvermoeiden ijver in het najagen van insekten en wormen, uit welke zijne eigenlijke spijze bestaat. Dat dan Huishoudkundigen niet uit het oog verliezen, dat gezegde verwoestingen goeddeels daardoor worden vergoed, dat de Mol ontelbare schadelijke wormen en insekten, inzonderheid de poppen der Meikevers, dien geesel des landbouwers, verdelgt; en dat eene geheele uitroeijing van dit zoo zeer vervolgde dier zonder twijfel meer na- dan voordeel zou te wege brengen.