Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1830
(1830)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 285]
| |
Landstaal.
| |
[pagina 286]
| |
hetzelve slechts in 1823 ten pligt stellende, en toen die maatregel nog niet eens op het arrondissement Brussel toepasselijk gemaakt was, haastten zich bijna alle ambtenaars, om dadelijk bij voorkeur het Vlaamsch te bezigen; en zij, die uit de Vlaamsche arrondissementen naar ambten haakten, bewezen terstond, dat het Vlaamsch hun niet vreemd was. Onpartijdige Belgen herinnerden zich, hoe vele zwarigheden velen onzer ambtenaren en Advocaten ontmoet hadden bij de gedwongene invoering der Fransche taal, toen deze zich, één jaar na het besluit van 24 Prairial van het jaar XI, van eene taal moesten bedienen, die altijd aan velen hunner, vooral die van het platte land, meer of min vreemd geweest was. Men weet, dat de Notarissen te dien tijde bij het Fransche Gouvernement eenig uitstel vroegen, om zich eene taal eigen te maken, die zij weinig kenden en niet hadden behoeven te leeren. Al onze Vlamingen, zonder uitzondering, (en er waren een zeer groot aantal, die nooit een enkel woord Fransch geleerd hadden) moesten echter uitsluitend in het Fransch verdragen aangaan, testamenten maken, pleiten, enz. Toen zag men meer dan één Brusselaar, die de schoone, sedert zoo hooggeroemde, Fransche taal nog niet magtig was, eene brabbeltaal schrijven, barbaarscher dan die, welke men onlangs meende, aan eenige Advocaten der balie van Brussel, vooral in 1822, bij het eerst invoeren van het Vlaamsch in de pleidooijen, te kunnen te last leggen. Eenige oude Brusselsche Advocaten, aan wie de Vlaamsche taal ongewoon geworden was, en eenige jonge, die verzuimd hadden zich op dezelve toe te leggen, ontmoetten, wel is waar, in den beginne, meer moeite, om zich in het Vlaamsch, dan om zich in het Fransch sierlijk uit te drukken; maar het veelvuldig gebruik der Vlaamsche taal heeft reeds gedeeltelijk dit bezwaar doen verdwijnen; terwijl de geschriften van bijna alle onze oude Advocaten, op weinigen na, zoo goed als die der oude Advocaten van de Hollandsche balie opgesteld zijn, en onderscheidene jonge Advocaten, van welke eenigen zelfs tot het Walen-kwartier behooren, zich reeds niet behoeven te schamen, voor de balie van 's Gravenhage te verschijnen, om er hunne gedingen in de Nederlandsche taal te vervolgen. Wat aangaat de Advocaten, die de Nederlandsche taal niet kennen, vooral die, welke tot de Waalsche provinciën be- | |
[pagina 287]
| |
hooren en de Vlaamsche bewonen, deze zullen ongetwijfeld een bepaald verlof of uitstel verkrijgen om de Fransche taal te gebruiken, wanneer zij, ieder in het bijzonder, dit aan het Gouvernement vragen, en hun verzoek op billijkheid gegrond is. Men heeft reeds kunnen opmerken, dat de meeste der akten van corporatiën en van ambtenaren te Brussel en in de Zuidelijke provinciën in de Nederlandsche taal met meer zorgvuldigheid zijn opgesteld dan in de Noordelijke gewesten, en dat die akten minder van die lange zinsneden en bastaardwoorden bevatten, over welke men eenige Hollandsche schrijvers berispt. De oplettendheid, waarmede de Belgen er zich op toeleggen om eenen goeden stijl te schrijven, is een goed voorbeeld, dat tot volmaking der Nederlandsche taal in het geheele Koningrijk dienen zal. Het Gouvernement ondersteunt daarom niet minder de studie der Fransche taal; en, wel verre van het gebruik dier taal te verbieden, vergemakkelijkt het derzelver beoefening, en moedigt die aan. Het ware zelfs te wenschen, dat alle Hollandsche en Belgische ambtenaren, vooral in de Zuidelijke provinciën, die taal, welke toch de moedertaal van eenige provinciën des rijks is, moesten kennen. Het is zeer ten onregte, dat men met minachting op de Nederlandsche taal nederziet. Zij, die haar kennen, stemmen toe, dat zij rijk en schoon isGa naar voetnoot(*). Somtijds wordt zij óf uit onwetendheid óf uit persoonlijk belang veracht, en wel omdat men haar niet geleerd heeft, of omdat men zich gemakkelijker van het Fransch weet te bedienen. Men heeft gezegd, dat het Vlaamsch eene onbeschaafde taal is, welke men somtijds moeite heeft om te verstaan, omdat de tongvallen, waarvan het volk zich bedient, dikwijls van de eene plaats tot de andere verschillen; maar dit geschiedt ten onregte, want is het niet volstrekt eveneens met de volkstalen en tongvallen van alle spraken? Wanneer men het Vlaamsch spreekt zoo als men het leest en schrijft, en dit geschiedt dagelijks voor de balie en op den preekstoel, verstaat men elkander in alle Vlaamsche gemeenten, en men heeft bijna den Hollandschen tongval. Ja, wat nog meer is, de Nederduitsche taal, het zij ze | |
[pagina 288]
| |
de Vlaamsche of Hollandsche genoemd wordt, is ééne en dezelfde taal. De Hollandsche taal is het oude Vlaamsch, zegt ten kate, een der meest geachte Hollandsche taalgeleerden, en voerde oudtijds te Amsterdam zelve den naam van VlaamschGa naar voetnoot(*). De Woordenboeken en andere werken, die uitgegeven zijn ten tijde dat de Vlaamsche provinciën in den meest bloeijenden toestand waren, kunnen dit getuigen. De Vlaamsche Schrijvers zijn een sieraad der Hollandsche letterkunde. De oudste Nederlandsche Dichters en Schrijvers behooren bijna allen tot de Vlaamsche provinciën, en verscheidene hunner zijn BrusselaarsGa naar voetnoot(†). In vroeger tijd waren onderscheidene Hoogleeraren aan de HoogescholenGa naar voetnoot(‡) en Gereformeerde Leeraars, die door hunne welsprekendheid in het Nederduitsch uitmuntten, uit de Zuidelijke provinciën. Hetzelfde had plaats ten opzigte der voornaamste BijbelvertalersGa naar voetnoot(§). Eindelijk, er was, tijdens onze oude vereeniging in zeventien provinciën, bijna geen onderscheid tusschen de Vlaamsche en Hollandsche spelling der Nederduitsche taal. De taal van vele oude Vlaamsche of Hol- | |
[pagina 289]
| |
landsche Schrijvers, onder anderen van vader cats, is nog de taal onzer Vlaamsche provinciën. In de werken der oude Vlaamsche Schrijvers vindt men nog bij voorkeur, boven de Hollandsche, het schoonste en zuiverste Nederduitsch. Twee Hollandsche Schrijvers, de geleerde huidecoperGa naar voetnoot(*) en ackersdijkGa naar voetnoot(†), leggen eene eervolle getuigenis daarvan af. De Belgen bleven, wel is waar, ten opzigte van de taal, op dezelfde hoogte, door hunne oude spelling te behouden; terwijl de Hollanders haar, sedert de afscheiding der zeventien gewesten, en vooral toen België bij Frankrijk ingelijfd was, onophoudelijk beoefenden en beschaafden. Maar de veranderingen, welke de Hollanders haar hebben doen ondergaan, hoe goed zij ook mogen zijn, waarover men het overigens in Holland niet algemeen eens is, (hoewel zij aldaar op hoog gezag in de administratie en het openbaar onderwijs ingevoerd zijn) behoeven niet te worden in acht genomen door de Belgen, die de oude uitdrukkingen en regelen der Vlaamsche spraakkunst wilden volgen, welke de Hollanders, misschien gedeeltelijk zonder gegronde redenen, verlaten hebben. Wat er van zij, het verwijt, dat men aan het Gouvernement doet, van den Hollandschen tongval der Nederlandsche taal aan de Vlaamsche provinciën op te dringen, is van allen grond ontbloot: want het is, integendeel, zeker, volgens eenen in der tijd geschreven' officiélen brief van den Heer falck, toen Minister van openbaar Onderwijs, dat het voornemen van het Gouvernement voorloopig is, om zorgvuldig de onderscheidene Vlaamsche en Hollandsche spelwijzen der Nederlandsche taal in stand te houden, en dezelve bij geschrifte te doen vaststellen en verdedigen, om later tot verbetering en verfraaijing der gezegde taal te dienen. Eindelijk meenen wij, dat ons Gouvernement geen ander voornemen heeft, dan om de moedertaal van elk arrondissement des rijks te laten blijven bestaan. Wij bekennen, dat geen Gouvernement het regt moet hebben, aan het volk eene vreemde taal op te dringen; maar wij meenen, dat elk Gouvernement de ingezetenen, die eene moedertaal hebben, kan verbieden, zich in de openbare akten | |
[pagina 290]
| |
van eene vreemde te bedienen. De Vorsten namen het altijd in alle landen ter harte, om de moedertaal te begunstigen. Napoleon was de eerste Vorst niet, die het gebruik der Fransche taal in Frankrijk zoo algemeen als mogelijk heeft willen maken. Onderscheidene ordonnantiën der Koningen van Frankrijk moesten eertijds het gebruik der Latijnsche taal verbieden, waarvan men zich toen bij voorkeur boven het Fransch in de akten bediende. De ordonnantiën van 1449, 1512, 1537, 1539, 1563 en 1629 bevalen, dat men in Frankrijk, in de akten, kontrakten, testamenten, gewijsden en vonnissen, uitsluitend de Fransche taal zoude gebruiken. - Alphonsus X nam in 1260 maatregelen, om het Spaansch in de openbare akten in te voeren; willende hij het gebruik van het Latijn uit Spanje verbannen. Keizer rudolf I schreef bij zijn dekreet (constitutio) van 1274 het gebruik der Hoogduitsche taal in Duitschland voor. - Staatkundige gebeurtenissen hadden eene vreemde taal in Engeland doen toelaten en zelfs de voorkeur geven; maar in 1365 beval eduard III, de Engelsche landstaal in de akten en regtsgedingen, ter vervanging der Fransche of Normandijsche taal, te bezigen. Het uitsluitend gebruik van het Nederlandsch had zwarigheden en klagten veroorzaakt. Het was billijk, dat het Gouvernement de redelijke vergunningen, welke men verzocht, verleende. Maar als het Gouvernement meer toegestaan had, als het het vrije gebruik van het Fransch in alle akten en pleidooijen der Vlaamsche arrondissementen had toegestaan, dan had het kunnen verwachten, dat de Fransche taal bijna altijd de voorkeur zoude gehad hebben, en dat de Nederlandsche op nieuw zoude verwaarloosd of veracht zijn; en dit zoude somtijds uit Fransch-gezindheid of uit eenen geest van tegenstand plaats gehad hebben. Men mag hopen, dat de Nederlandsche taal, elken dag meer algemeen wordende, zal medewerken, om den Nederlandschen of volksgeest te versterken, en om ons meer en meer van het vreemde los te maken. Meer eenheid in de volkstaal zoude meer eenvormigheid in het bestuur, meer gemak in de communicatiën van het rijk, meer verbroedering en vereeniging onder alle de bewoners der Zuidelijke en Noordelijke provinciën daarstellen. |
|