Nog een enkel woord, rakende de siamésche tweelingbroeders.
Toen de Heeren coffin en hunter hen ontdekten in een dorp van het Koningrijk Siam, waar zij geboren zijn, hadden zij de jaren der jongelingschap bereikt, en werden aldaar doo rhet Gouvernement, om onbekend geblevene redenen, als gevangen gehouden; zij leefden er van de opbrengst hunner vischvangst, onder opzigt hunner moeder, welke hen afgestaan of verkocht heeft aan de beide tegenwoordige eigenaars, die hen, tot eigen voordeel, laten zien. - In weinige dagen leerden zij dammen. - Hoewel er eene verwonderlijke overeenkomst in hunne ligchaamsbewegingen plaats grijpt, heeft men een wezenlijk verschil opgemerkt in hun humeur: de een is zeer zachtzinnig; de ander prikkelbaar, en bezit meer geest dan zijn medgezel. Hun persoon is een weinig minder dan middelbaar. Zij gaan zeer schielijk, en springen met groote vlugheid. Op het schip vervolgde, op zekeren tijd, een der passagiers hen uit al zijne magt; en reeds waren zij verscheidene malen het schip als rondgevlogen, toen zij een openstaand luik ontmoeteden, hetwelk zij met éénen sprong overwipten, gelijk de rapste matroos dat zou gedaan hebben. - Als Heelkundige, is de Heer warren van meening, dat men, zonder roekeloosheid, hen van elkander zou kunnen scheiden. Indien zij daarin bewilligden, (hetgeen eene volstrekte voorwaarde behoort te zijn) en men slaagde, om aan beiden eene volkomene individualiteit te verschaffen, hoe belangrijk zou het dan niet zijn, hen waar te nemen in dezen nieuwen toestand, terwijl men hen bestendig onder ge-