Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1830
(1830)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 246]
| |
Tafereel der Londensche speel- of dobbelhuizen.(Uit het Westminster Review.)
Stellen de Fransche speelhuizen (men kent ze uit vele getrouwe schilderingen) den speler aan velerlei jammer bloot, die van Londen zijn nog gevaarlijker: men wordt er niet alleen het slagtoffer van eigene dwaasheid, maar ook van de goddeloosste schelmerij; en het is met regt, dat de naam van Hel aan dezelve door de stemme des publieks is toegevoegd: want dáár is inderdaad de plaats der verdoemenis en der wanhoop, het zielverscheurend verblijf (om met milton te spreken) van eeuwigdurenden doodsangst! Naast de residentie des Konings van Engeland verheffen zich vele heerlijke paleizen, wier prachtigst het middelpunt der St. James-straat inneemt. Het noemt zich de Klub van Crockford: deze is de meest helsche van Londen. Eene andere is gevestigd op het Plein van het Park, en draagt den naam van Klub van Milton-Mowbray. Eene derde is gelegen op het Plein van Waterloo, en heet de Klub van de Vossenjagt. De ondernemers dezer openbare plondering hebben hunne bank, als 't ware, gevestigd op den drempel van het paleis des Konings; dag en nacht is hun schitterend hol open; straffeloos plegen zij hunnen roof, en, in plaats van hun leven in Newgate te eindigen, treden zij ten laatste als millionnairs uit hunne zaken! Waarom ontsnappen deze voorgewende Klubs, welker ware bestemming algemeen bekend is, aan de gestrengheid der wet? Anacharsis heeft dit, vóór twintig eeuwen reeds, beantwoord: ‘De webbe der Geregtigheid vangt de vliegen in hare vlugt; de groote insekten verbreken dezelve, en vervolgen hunnen weg.’ Verscheidene voorzorgen zijn er daarenboven genomen, om deze inrigtingen aan het behaal der geregtshoven te onttrekken. Geene derzelven doet zich voor als speelhuis; het zijn Klubs. Ziehier het prospectus van een dier huizen, onlangs door eenen moordGa naar voetnoot(*) gedwongen, op te houden te bestaan. De grootsche en zwierige stijl der aankondiging doet genoegzaam zien, aan welke klasse der maatschappij dezelve is gerigt: ‘Eene vereeniging van per- | |
[pagina 247]
| |
sonen uit den aanzienlijksten stand heeft het ontwerp beraamd, om eene uitgezochte Klub te vormen, waarin zij allen zal toelaten, wier geboorte en stand hen in staat stellen, om zich zonder bedwang, maar met welvoegelijkheid, over te geven aan de vermaken, welke Mode en bon ton goedkeuren. Deze vereeniging vermeent, haar plan aan lieden van deze klasse te moeten onderwerpen, en dezulken, die hetzelve zullen beamen, uit te noodigen ter deeineming en medewerking, opdat het ten spoedigste zijn beslag bekome. Het zij genoeg, hier te zeggen, dat, om deze inrigting den bijval waardig te maken, dien men wenscht te verwerven, de ontwerpers smaak, sierlijkheid, mildheid, zekerheid en veiligheid te zamen hebben verbonden, en dat de leden der vereeniging aldaar voordeelen zullen vinden, hun door geene andere instelling van dergelijken aard gewaarborgd. Ter bekoming van meer bijzondere narigten, gelieve men zich, tusschen 12 en 2 ure, te vervoegen in Pall-Mall, No. 55.’ Treden wij nu dit gebouw, met kolommen versierd, binnen. 't Is het schoonste der gansche straat. Die bronzen poort, met dien klopper van gepolijst koper, is de poort der Hel. Eene bijzondere, vastgestelde wijze van aankloppen meldt u aan, en men geleidt u in het voorportaal. Wanneer gij hetzelve zijt doorgegaan, en men weet, wie gij zijt, bevindt gij u voor eene tweede, desgelijks bronzen poort, zorgvuldig gesloten, gelijk de eerste. In het midden derzelve, ter manshoogte, is eene soort van kijkglaasje aangebragt, door middel van welk de wachters van het binnenste, alvorens die te openen, uw signalement opnemen. De slagboom opent zich voor u, en gaat terstond weêr achter u digt. Nu zijt gij op den grooten, door gas verlichten trap, welks treden met een Turksch tapijt bedekt zijn. Boven aan dezen trap houdt eene derde poort u wederom staande; en niet, dan na een' vierden hinderpaal, onmiddellijk vóór den ingang der speelzaal, te zijn te boven gekomen, dringt gij door tot dit geheimzinnig en schitterend heiligdom. 't Is de zaal, gewijd aan het rouge et noir; verderop is die van de roulette. Beide zalen zijn uitgebreide langwerpige vierkanten, wier rood damasten behangsel, lusters en girandoles, wier zoldering, door eene kunstrijke hand met de stralen en kleuren der ondergaande zon bemaald, wier talrijke spiegels en gepolituurde mahonijhouten meubelen den rijksten en weelderigsten der Engelsche | |
[pagina 248]
| |
Pairs eer zouden aandoen. Overal treffen het geslepen kristal, de kostbaarste metalen, de heerlijkste schilderijen uw verbaasd gezigt. Gezeten op kanapés, met de rijkste stoffen bekleed, herkent gij in dit gezelschap mannen, en somwijlen vrouwen, van den eersten rang, redenaars van het Parlement, lieden naar de Mode, leden van de Oostindische Compagnie, zelfs beroemde autheurs en zedeleeraars. De gemaakte beleefdheid van eenige rondwandelende personen doet u de Hoogepriesters van dit verblijf kennen; lieden van lagen stand, die de manieren van den man naar de wereld met meer- of minder geluk nabootsen, maar wier onwillekeurig gemeene toon en ongezuiverde spraak hunnen oorsprong en bedrijf verraden. Eene vreemde vermenging van oude, geruïneerde spelers, weggejaagde lakkeijen, bedriegelijke kamerknechts, sluikers, door de Justitie gestrafte of aan dezelve ontsnapte schelmen, frauduleuze bankroetiers, beunhazen van allerlei soort, geruïneerde effektenhandelaars; alle dezen zijn hier op het kostelijkst uitgedost. Het meerendeel houdt zijne buitenplaats, matressen, rijtuig en palfreniers. Niet alleen verrijken zij zich met den roof der speeltafel; maar hunne meubelen, kleeding, juweelen (zegeteekenen van hun bedrijf) zijn hun, voor een' spotprijs, geworden van den een' of anderen ongelukkigen speler, die, in een oogenblik van radeloosheid, tot alles zijne toevlugt neemt. Dat men nu nog de Guerillas van Asturië en de struikroovers van Kalabrië smade! Vergeleken met deze ellendelingen, wordt de Spaansche of Italiaansche bandiet een held der deugd: hij heeft moed; hij braveert de wetten, maar in het openbaar; hij waagt zijn leven, en randt dikwijls eenen vijand aan, sterker, talrijker, beter gewapend dan hij. Maar in welk een' poel van laaghartigheid moet niet de ziel van hen gedompeld zijn, die deze laffe plondering, dezen gevaarloozen roof, deze straffelooze uitschudding, die slechts de verblinde zwakheid aanrandt, uitoefenen! Het altaar, of, zoo men wil, de speeltafel, is in het midden geplaatst, en een groote stapel goudstukken lokt de begeerlijkheid. Een der zaamgezworenen schudt de kaarten, en zet zich naast de bank. Een ander, met eene soort van hark gewapend, verzamelt de winsten van het huis. Nog anderen zijn belast met het ronddeelen der door de spelers gewonnen gelden. Roode en zwarte viesjes zijn regelmatig geplaatst op het groene kleed, zes spellen kaarten voor den bankhouder, en het spelen begint. | |
[pagina 249]
| |
Ik zal niet treden in de kunstmatige bijzonderheden van het rouge et noir; maar vergenoeg mij met te zeggen, dat alle de kansen in het voordeel zijn van de bestuurders des huizes. Zonder te gewagen van de handgrepen der croupiers, en de uitgeleerde kennis, door hen verkregen, van alle de kansen van het spel, - de snelheid, waarmede de partijen elkander opvolgen, de staat van halven roes, waarin het meerendeel der spelenden verkeert, (uitgenomen de hoofden des huizes) bevorderen de plondering. De croupier is altijd een ingewijde in de kunst, om de kaarten te keeren, en zoodanige kleur, als hem voegt, te doen verschijnen. Vóór twee jaren verloren eenige jonge Lords met den dobbelsteen meer dan vijftigduizend pond sterl. (f 600,000.) Een van hen nam de steenen heimelijk mede; zij waren valsch. Het roulette-spel is het moorddadigste van alle spelen, omdat het 't snelste gaat. Deze vaas, op het midden der tafel geplaatst, is een ware afgrond, die duizenden ponden sterling in vijf minuten verzwelgt. Wil men weten, welke ontzaggelijke winsten de meesters dier Hellen inoogsten? Men kan dezelve afnemen uit hunne uitgaven. De Klub van Fishmongers-Hall betaalt, voor loopende onkosten, duizend pond st. per maand. Zij heeft bij hare vestiging veertigduizend pond st. gekost. In drie maanden is er meer dan honderdvijftigduizend pond st. in hare kas gestort. De opperkeukenmeester ontvangt, als nieuwjaarsgift, vijfhonderd pond st., en duizend pond st. worden er aan de bedienden rondgedeeld. De opzigters erlangen acht pond st. per week; de croupiers zes; de knechts, die in de zaal bedienen, twee; de huisbewaarder desgelijks twee. De nachtwachts, om zich van derzelver bescherming te verzekeren, de dienaars der policie, om zich aan derzelver onderzoek te onttrekken, moeten bezoldigd worden. Eene aanzienlijke som, welke wij niet in staat zijn geweest uit te vorschen, wordt er gestort in de kas van zekere personen, genoeg onderrigt, om de Hellemeesters in tijds te waarschuwen voor het gevaar, hetwelk zij loopen, wanneer de Regering, onverwacht, een bezoek op hun grondgebied zal gaan afleggen. De Parlementsakte, onlangs uitgevaardigd, die tot de straf van den molenGa naar voetnoot(*) niet alleen de eigenaars, maar | |
[pagina 250]
| |
ook de hebbelijke bezoekers der speelhuizen veroordeelt, heeft laatstgenoemde uitgaven allernoodwendigst gemaakt, en de daarvoor bepaalde som aanmerkelijk doen verhoogen. Dank intusschen zoo vele voorzorgen, zetten bankiers en spelers hun bedrif vreedzaam voort. Wanneer de dienaar der policie aan de eerste poort der Hel klopt, krijgt hij geen gehoor; de bewoners vlugten door eene geheime deur; lampen en waskaarsen worden eensklaps uitgebluscht; de kas en geldswaarde van het speelhuis verdwijnen als door tooverij; en de afgezondenen der Regering, de onderscheidene slagboomen hebbende geopend of verbroken, vinden niets anders, dan stilte, duisternis en volslagene misleiding. Helaas! bijaldien het te doen ware, om eenige arme ambachtslieden te straffen, die des zondagavonds zich in eene kroeg verzamelen, ten einde piquet of boston te spelen om een bagatel, dan zou de Geregtigheid, zich met haren donder wapenende, deze schuldigen in 't klein verpletten; zij zou den waard zijn patent ontnemen, en de overtreders in de gevangenis werpen: maar, in weerwil van alle de bedreigingen der Geregtshoven, heeft men nog geenen enkelen Gentleman naar den strafmolen zien zenden, omdat hij zijn vaderlijk erfdeel in Fishmongers-Hall heeft verspeeld! Vanwaar dit verschijnsel? Hoewel deze inrigtingen gelijkstellende met de openbare en stille hoerhuizen, maken echter de Engelsche wetgevers geene zwarigheid in dezelve te bezoeken. De eigenaar van de Klub van Crockford beroemde zich onlangs, onder het getal zijner bestendige bezoekers de meerderheid der leden van het Parlement te kunnen tellen. Wetten maken en dezelve verkrachten, ziedaar een dubbel en zonderling bestaan! Welk oordeel men velle over dit schreeuwend contrast, het blijft eene daadzaak, dat de Engelsche lycurgussen, het spel, waarvan zij zich het privilegie voorbehouden, met gestrenge straffen bedreigende, het kwaad uit het midden des volks pogen te weren, waarvan zij zelve zich het monopolie verzekeren. Het meerendeel der Klubs of speelhuizen van Londen heeft spions en zendelingen, belast met het opsporen en in hare netten voeren van de rijke prooi, die haar een' gouden oogst van plondering belooft. Uitnoodigingen ten middagmaal | |
[pagina 251]
| |
worden aan de huizen gezonden. Schitterende onthalen, waar alle uitgezochte wijnen aan de gasten worden gespild, openen het tooneel, en bereiden de slagtoffers, om zich onnadenkend te laten uitplonderen. De speeltafel grenst aan de eetzaal. De rijke man, met wiens hulpmiddelen men zich voorshands heeft bekend gemaakt, speelt en wint; daarna verliest hij; men leent hem; hij teekent briefjes van tien-, twintig-, dertigduizend pond st.; en den volgenden morgen staat hij niet zelden verbaasd, zichzelven in éénen avond geruïneerd te hebben, zonder dat somwijlen de gedachte daaraan in zijnen geest, bedwelmd door de dampen van den Champagne- of Xerez- wijn, is opgekomen! Wanneer gij te middernacht eene dezer Hellen binnentreedt, schijnt u alles kalm en gij in goed gezelschap te zijn; het merk van zelfverwijt staat nog niet gedrukt op het bleeke voorhoofd: maar, hebt gij geduld om te blijven tot den morgenstond, naar gelange de dampen van den wijn vervliegen, en het zwenken der noodlottige vaas de schatten, ten voordeele van de meesters des huizes, verzwelgt, wordt het tooneel meer en meer afzigtig. De geldhark gaat zijnen gang, en de guinjes klinken op de tafel. Hier schreit een jongeling, bestemd om zitting te nemen te midden van de pilaren der kroon en de hoofden der wetgeving, gelijk een kind. Een ander, meer bedaagd, met de armen over elkander geslagen, met hangend hoofd en starende blikken, schijnt door wanhoop als versteend. Gij ziet er razenden en dolzinnigen, zich overgevende aan alwat dwaasheid en ijlhoofdigheid verschrikkelijks en ijzingwekkends hebben. Eene ontzettende lijst van doodslagen, moorden en zelfmoorden, van wanhopige pogingen, om de bank te doen springen door middel van donderbussen en brandstichtende bommen, van misdrijven van allerlei aard, uit deze verblijven voortgesproten, zoo wel in Frankrijk als in Engeland, kan men lezen, behalve in de Parliamentary informations, inquests and reports, in twee in 1829 te Londen uitgekomene werken, getiteld: Ecarte, or the Salons of Paris, en: Life in the West (de wijk der aanzienlijken te Londen), or the curtain drawn. Wij willen het gevoel onzer Lezeren die zwarte lijst besparen, en roepen met vaderlandsche geestdrift uit: ‘Gezegend Nederland! God behoede ons en den Koning!’ |
|