Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1830
(1830)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 238]
| |
is niet de taal van het Gouvernement, dat het land bestuurt, noch de taal van eenige Corporatiën, Genootschappen en personen. Indien de bevolking Vlaamsch is, zal hare taal geen Spaansch, Duitsch noch Fransch worden, naar het Spaansche, Duitsche of Fransche Gouvernement, waaraan zij onderworpen is. De moeder- of landstaal der noordelijke provinciën, van Limburg, der beide Vlaanderen, en van Antwerpen, even als die van het arrondissement Leuven, is, buiten alle tegenspraak, het Hollandsch of Vlaamsch; terwijl het Waalsch of het Fransch die der provinciën Luik, Henegouwen en Namen, even als van het arrondissement Nyvelt, is. De Fransche en Duitsche zijn die van het Luxemburgsche. Maar, hoewel het Hollandsch of Vlaamsch de taal van het meerendeel der natie, en alzoo die van het Koningrijk der Nederlanden is, moest dezelve niet als de landstaal van alle de provinciën des rijks beschouwd worden. Het zoude misschien juister zijn, haar de Nederlandsche taal te noemen, en men zoude daardoor tevens tot het vermengen der Vlaamsche en Hollandsche tongvallen geraken.Ga naar voetnoot(*) | |
[pagina 239]
| |
Van alle de Vlaamsche arrondissementen schijnt dat van Brussel alleen, in den eersten opslag, ten opzigte der taal, aan eenigen twijfel onderhevig. Te Brussel spreekt men, wel is waar, vrij algemeen Fransch; het Vlaamsch is in het Waalsche gedeelte der stad niet bekend,Ga naar voetnoot(*) en bij de hoogere standen der maatschappij weinig in gebruik. De stad bevat bovendien een aantal vreemdelingen van onderscheidene natiën, die bijna allen Fransch, maar geenszins Vlaamsch verstaan. Te Brussel deden de staatkundige gebeurtenissen ook dikwijls de voorkeur geven aan de Fransche taal, die overigens de meest verspreide taal der beschaafde volken, en vrij algemeen de hoftaal en die der staatsonderhandelingen is, even als van groote vergaderingen, waar zich personen van onderscheidene natiën bijeen bevinden. De geheel Fransche opvoeding, welke hier, gedurende 25 jaren, gegeven is, veroorzaakte, dat vele kinderen de taal hunner ouders niet beoefenden, of dezelve verachtten; en het langdurige verblijf der Franschen onder ons bragt daaraan veel toe. Gedurende het gezegde tijdvak werd het Vlaamsch te Brussel zeer weinig beoefend. Andere oorzaken hadden reeds te voren het hare toegebragt, om de Fransche taal, voornamelijk in de stad Brussel, te verspreiden. | |
[pagina 240]
| |
In de 12de eeuw waren de akten der openbare magten te Brussel in het Latijn geschreven, en de algemeene comptabiliteit van Braband werd, zelfs nog in de 14de eeuw, in het Latijn gehouden. In de 13de en 14de eeuw voerde men het gebruik der Vlaamsche taal in de akten in. Het Charter van Brussel van 1229, het oudste bekende Nederlandsche stuk van het geheele Koningrijk, was in het Vlaamsch geschreven.Ga naar voetnoot(*) Sedert gebruikte men het Vlaamsch gezamenlijk met het Latijn. Maar de Fransche taal verving het Latijn ten tijde der Hertogen van Bourgondië. Gedurende die regering, en van toen af aan, werden de akten van algemeen bestuur bij voorkeur in het Fransch opgesteld. Maar wij moeten opmerken, dat, over het algemeen, zij, die aan het hoofd der zaken stonden, bijna allen vreemdelingen of buitenslands waren, en dat die akten overigens in de Waàlsche provinciën, en tot op eenen zekeren tijd in Fransch Vlaanderen moesten dienen. Die akten werden echter altijd naar de Vlaamsche provinciën, waartoe Brussel behoorde, in het Vlaamsch of in de beide talen gezonden. Men heeft ook opgemerkt, dat in België, gedurende de eerste tijden der Kerkhervorming, en bij de staatkundige scheiding der 17 provinciën, onderscheidene Roomschkatholijke geestelijken, aan welke toen grootendeels het openbaar onderwijs toevertrouwd was, de beoefening der Vlaamsche taal afraadden en die van het Fransch aanmoedigden, ten einde de scheuring tusschen de Belgen en Hollanders nog grooter te maken, en tevens tegen te gaan, dat hunne leeken niet met de leerstellingen der Gereformeerden, die vrij algemeen in het Hollandsch geschreven waren, bekend werden, noch dezelve onderzochten. Men gebruikte ten allen tijde de Fransche taal even als het Vlaamsch bij den Grooten Raad te Mechelen. Guicciardin had dit in de 16de eeuw reeds opgemerkt, en zegt, bl. 208 van zijne Beschrijving der Nederlanden, dat dit tot gerieffelyckheyt der uytlanders ende vreemdelinghen geschiedde. Het was ongetwijfeld ook ten gemakke der Waalsche provinciën. De registers van het Oppergeregtshof van | |
[pagina 241]
| |
Mechelen, die bij de archiven bewaard worden, zijn, sedert 1470, gedeeltelijk in 't Vlaamsch, gedeeltelijk in 't Fransch. Men maakte bij den Raad van Braband van de beide talen gebruik; maar alle de leden van den Raad moesten, luidens onze Blijde Inkomsten, (die bijna altijd oorspronkelijk in het Vlaamsch opgesteld zijnGa naar voetnoot(*)) het Latijn, het Vlaamsch en het Fransch kennen. Art. 5 der Blijde Inkomste van maria theresia en een der eerste artikelen van die van jozef II (1781) legden in het bijzonder die verpligting op aan den Kanselier van Braband en andere ambtenaren van den Raad. De registers van den Raad van Braband, van 1445 tot 1794, bevatten geschriften in het Vlaamsch en in het Fransch; maar men moet opmerken, dat de Raad Waalsch Braband (het arrondissement Nyvelt) onder deszelfs jurisdictie had. Het schijnt dus billijk, dat de Waalsche en Fransche Advocaten niet verpligt zijn, eene taal te spreken, die hun vreemd is, en dat de gedingen der Waalsche arrondissementen in alle trappen van regtspleging in het Fransch behandeld worden. Vóór de vereeniging van België met Frankrijk hoorde men het Vlaamsch nog onder de gegoede klassen der maatschapschappij en bij het openbaar onderwijs even als het Fransch bezigen. Het gemis aan voortreffelijke letterkundige voortbrengselen in het Vlaamsch, vooral in de laatstverloopene eeuw, maakte echter, dat men bij voorkeur de Fransche werken las, en er natuurlijk smaak in kreeg. De Fransche dagbladen vonden ook ten allen tijde te Brussel lezers, en de in het Fransch geschrevene krant, die er den 2 Januarij 1655 in het licht verscheen, en achtereenvolgende den naam droeg van Getrouw Verslag (Rélations véritables), Brusselsche Krant (Gazette de Bruxelles), Fransche Krant der Nederlanden (Gazette Française des Pays-Bas), maakte grooten en langdurigen opgang. | |
[pagina 242]
| |
En ziedaar, waardoor de Fransche taal sedert lang te Brussel zeer in gebruik kwam. Maar, desniettegenstaande, was en bleef, onder alle de Gouvernementen, die België bestuurden, en ten allen tijde, eene aanmerkelijke meerderheid der bevolking van Brussel Vlaamsch, en de Fransche taal kon nooit als de moedertaal der Brusselaren beschouwd worden. In 1566 had guicciardinGa naar voetnoot(*) reeds zeer juist opgemerkt, dat de bewoners der Nederlanden, (en hij was toen te Brussel) hoewel zy noyt buitenslands en hebben geweest, nochtans, behalve heur moederlyke tale, veel vreemde talen konnen spreecken, besonder het Fransoys, welck onder hen seer ghemeyn is. De oorspronkelijke namen der straten van Brussel en der gemeente van het arrondissement, even als die der in Brussel geborene inwoners, zijn, over het algemeen, Vlaamsche woorden. Werd, te Brussel, al wat het algemeene bestuur aanging, onder de vorige Gouvernementen, bij voorkeur in het Fransch behandeld, al wat ten minste gewestelijk en plaatselijk was, werd, niet alleen bij voorkeur, maar bijna uitsluitend, in het Vlaamsch afgedaan. De rekeningen, van het domein van Brussel, van 1404 tot 1795, en alzoo gedurende bijna vier eeuwen, afgelegd, zijn, zonder uitzondering, in het Vlaamsch opgemaakt. De zaken van den Ambtman, (den Officier van Justitie en Policie der stad) wiens registers van 1403 tot op onze vereeniging met Frankrijk loopen, zijn in het Vlaamsch opgeteekend. De minuten van den grooten en kleinen legger van Brussel bewijzen, dat de plaatselijke Justitie er altijd in het Vlaamsch bestuurd werd. In de jurisdictiën, die aan de Vlaamsche arrondissementen onderhoorig waren, moest men uitsluitend de moedertaal van het land bezigen; en dit ging zoo ver, dat een gewijsde van den Raad van Braband van den 14 Julij 1622 zelfs den Walen, wier bijzondere jurisdictie tot het regtsgebied van Leuven behoorde, verbood, de Fransche taal te gebruiken. De Heer willems heeft dit gewijsde medegedeeldGa naar voetnoot(†); het- | |
[pagina 243]
| |
zelve luidt aldus: ‘Gezien in den Raad van Braband het aldaar den 22 April ingediende verzoekschrift van den Hoofdschout en andere ambtenaren des Walen-kwartiers van Braband, dat tot het regtsgebied van Leuven behoort, ten einde het Hof goedvond, bij vorm van reglement of ordonnantie, te bevelen, dat die van het gezegde regtsgebied van Leuven voortaan hadden te veroorloven, dat men in de gedingen, die ter zake van beroep voor hen gebragt zijn of zullen gebragt worden, of andere voor hen in eersten aanleg hangende of in te stellen, tusschen de bewoners van het gezegde Walen-kwartier van Braband in de Fransche taal zal kunnen pleiten, niettegenstaande de gewoonten en gebruiken daarmede strijdig, en dit gezegde reglement of die ordonnantie te doen voegen bij de kort te voren bevestigde kostumen van het gebied der stad Leuven; gezien ook het schriftelijk antwoord van Burgemeester, Schepenen en Raad der gezegde stad Leuven op dit servituut, en alles in overweging genomen hebbende, verklaart het Hof de gezegde verzoekers, in derzelver einden en conclusiën, genomen in hun verzoek, niet ontvangbaar en ongegrond.’ De manieren van procederen in burger- en lijfstraffelijke zaken waren, volgens de ordonnantiën van 5 en 9 Julij 1570 en van 1 April 1580, die in 1733 te Brussel op nieuw uitgevaardigd werden, in het Vlaamsch opgesteld. Maar de reglementen en instructiën voor de Geregtshoven der Oostenrijksche Nederlanden van 1786 en 1787 verschenen in de Fransche taal. De Griffier der heerlijkheid en der onderscheidene jurisdictiën van het platte land des arrondissements Brussel bewijzen, dat er het Vlaamsch alleen in gebruik was. De archiven der stad Brussel werden grootendeels door het bombardement in 1695 vernietigd. In de akten van realisatie en aanteekening der Schepenen en van den Secretaris, die van toen af bestaan, gebruikte men vrij algemeen de Vlaamsche, maar ook de Fransche taal. Alle de akten der Staten van Braband, waarvan de oorkonden, in de archiven berustende, van 1673 tot 1794 loopen, waren alleen in het Vlaamsch opgesteld. | |
[pagina 244]
| |
De stukken betrekkelijk de inhuldiging van jozef II bewijzen almede, in hoe hooge achting de Vlaamsche taal bij ons stond. De protokollen der Notarissen, die bewaard zijn gebleven, en waarvan de oudste akten in de 16de eeuw gedagteekend zijn, bewijzen ten duidelijkste, dat het Vlaamsch altijd de taal van het meerendeel van Brussels ingezetenen en van alle de bewoners van het platte land in dit arrondissement geweest is. Maar de Notarissen, die hunne akten in de taal der partijen mogten opstellen, bezigden, naar gelang der tijden en omstandigheden, Latijn, Spaansch, Duitsch en Fransch of Vlaamsch. De eene protokol bevat vele akten in de Fransche taal, vooral wanneer de Notaris uit het Walen-kwartier was, of vele Walen of vreemdelingen tot cliënten had; in eene andere is er weder geene enkele te vinden. Het meerendeel der protokollen is geheel in het Vlaamsch. Die van den Notaris marcus prevost te Brussel van het jaar 1595 is opmerkelijk; dezelve bevat meer akten in het Latijn, in het Spaansch en in het Fransch, dan in het Vlaamsch. Het was in de Vlaamsche taal, dat men ten allen tijde predikte; ja, men bleef zelfs gedurende den tijd, dat wij bij Frankrijk ingelijfd waren, ten platten lande in alle en te Brussel in de meeste kerken daarmede voortgaan. De Fransche preken waren eertijds zeer zeldzaam. Nog heden zelfs, nu onze jonge Predikanten over het algemeen in de gelegenheid geweest zijn, onder het vorige Gouvernement, beter Fransch dan Vlaamsch te leeren, en niettegenstaande er zoo vele liefhebbers van de Fransche taal zijn, zijn er te Brussel twee Vlaamsche Predikers tegen éénen Franschen. Bovendien kan men nog, als een bewijs, dat de Vlaamsche taal de moedertaal van het arrondissement Brussel is, de Rederijkkamers, of, zoo als zij thans veelal heeten, Maatschappijen van Rhetorica, aanhalen. Deze, zoo veel men weet de oudste letterkundige vereenigingen, en die eertijds zeer bloeijend waren, werkten altijd, onder alle Gouvernementen, die elkander in België hebben opgevolgd, in de Vlaamsche taal. Onder het Spaansche, Duitsche en Fransche Gouvernement werden de Maatschappijen van Rhetorica te Brussel altijd, als uitsluitend de Vlaamsche taal- en dichtkunde beoefenende, beschouwd; en de van tijd tot tijd aangewende pogingen, | |
[pagina 245]
| |
vooral onder het vorige Gouvernement, om er de Fransche taal in te voeren, zijn altijd afgestuit op den drang der omstandigheden; namelijk op de weinige kennis, welke de middelbare klasse der inwoners, waaruit voornamelijk de Maatschappijen van Rhetorica waren zamengesteld, van de Fransche taal hadden. De Fransche Schouwburg te Brussel voorzag zich bijna altijd, uitsluitend, van Acteurs uit Frankrijk, dewijl men zelden onder die klasse Belgen vond, die de Fransche taal zuiver spraken. Oudiette zegt eindelijk, in zijn Aardrijkskundig en topographisch Woordenboek der negen vereenigde Departementen, in 1804 aan napoleon opgedragen, dat de Vlaamsche taal de eenige is der twee grootste arrondissementen van het departement der DyleGa naar voetnoot(*) en van de departementen der Schelde, der Lye en der twee NethenGa naar voetnoot(†); behalve dat men in de stad Brussel eenigermate meer gemeenzaam met het Fransch isGa naar voetnoot(‡). Dat men overigens de letterkundige voortbrengsels der Belgen uit de Vlaamsche provinciën, die in de Fransche taal geschreven zijn, vooral vóór onze inlijving in Frankrijk, onderzoeke, en men zal daarin vrij algemeen eenen overvloed van eigenaardigheden der Waalsche en Vlaamsche talen en taalfouten vinden. De Fransche taal en stijl der Brusselaren, uitgezonderd van hen, die eene zeer zorgvuldige opvoeding genoten hebben, stonden meermalen ten doel aan de meer of min gegronde bespotting en gisping der FranschenGa naar voetnoot(**). De meeste Brusselaars moesten hunne geschriften in de Fransche taal, alvorens ze uit te geven, door deskundigen laten nazien.
(Het tweede Artikel hierna.) |
|