Aan den Heer Redacteur der Vaderlandsche Letteroefeningen.
Mijnheer!
Aangemoedigd door de spoedige opneming van mijne vertaling der Briefwisseling tusschen den Heer j.f. willems en den Baron de stassart, waag ik het, U twee Artikelen te doen toekomen, door mij onlangs uit de Gazette des Pays-Bas overgenomen, welke ik niet ongeschikt oordeelde, met eenige aanmerkingen vermeerderd, mede in uw geacht Tijdschrift geplaatst te worden, als blijkbaar ten doel hebbende, om, op eene overtuigende wijze, aan te toonen, dat de Nederlandsche taal, ten allen tijde, de taal van Brussels ingezetenen was.
Ik heb de eer mij te noemen
Uw Eds. dienstwilligen Dienaar
a.j. van der aa.
Antwerpen,
Jan. 1830.