deeld.’ - ‘Men heeft het hun dan ook zeker vergeven, even als meester?’.... ‘Rep u wat, jongen; wij komen anders te laat.’ - ‘Maar, vader, als men een' mensch heeft doen sterven, en men heeft abuis gehad, geeft men hem dan het leven weder?’ - ‘Ach neen, kind! dat is niet mogelijk.’ - ‘Maar, waarom dan.... Och, zie eens, vader; mijne vingers zijn bevroren.... Wat moet die arme man niet koud zijn!’
Dit woord der onnoozelheid deed mij als van schrik verstijven. 't Was mij, alsof er een lijk voor mijne voeten lag! - En deze ontzaggelijke menigte mannen, vrouwen en kinderen, die de strengheid der felste vorst braveren, om het hoofd eens menschen, rookende van het versch vergoten bloed, te zien scheiden van den tronk!.... Ligt er dan niets afgrijselijks voor hen opgesloten in het woord vernietiging?.... Hoe! wij hebben geene tranen voor zulk een ontzettend schouwspel, en wij schreijen bij het verhaal van eene ligte ramp; ja, wij smelten weg van deernis in den schouwburg, bij het vertoonen van verdichte ellende!.... Week als was bij het verhaal van ingebeelden jammer, harder dan steen bij het aanschouwen van wezenlijke ijselijkheden, - wie doorgrondt het gedichtsel van 's menschen hart?
Bij het, zeer onlangs, te Parijs, ter dood brengen van de drie boosdoeners, chandelet, guérin en bardon, (de eerste van welke al zingend en dansend zijne straf onderging!) drong eene jonge, aardige vrouw, met roode wangen en blond, gekruld haar, door de menigte, om het werktuig des doods van nabij te beschouwen. ‘Dat doet smart,’ zeide een jong meisje, dat haar verzelde, tot haar; ‘gaan wij!’ - ‘Neen,’ hernam de schoone blonde, met een glimlachje; ‘het mes zal van daag spek hakken!’....
Eenige schreden verder stond een man uit het gemeen op zijne teenen, een jong kind op de schouders dragende. Hij zelf kon niet zien; maar hij had aan zijn zoontje de zorg opgedragen, om hem de bijzonderheden der strafvoltrekking mede te deelen. ‘Kunt gij wel zien?’ zeide hij tot zijn kind: ‘Zijn zij er al?’ - ‘Ja, vader! daar zijn zij.... Ik zie overheerlijk! Daar draagt men hem naar boven.... Hij verroert zich niet.... Men sjouwt hem.... Hij is