Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1830
(1830)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijDe drempel van den bisschop van Amiens.(Uit den Corsaire van 4 Jan. 1830.)
‘De koude is dezer dagen, ook te Parijs, langdurig en gestreng. Overal praat men van weldadigheid, van brandstof, van deksel, aan de huizen rondgedeeld; maar dit beteekent ongelukkig zeer weinig, en er is een Arrondissement, waar een der Commissarissen van het Bureau de Charité zich belast vindt met zeven-en-twintig huisgezinnen, die, sinds drie maanden, nog niets ontvangen hebben, dan twee dekens en vijftig bos hout! Povere milddadigheid, geprezen en bewonderd in de dagbladen, maar die de ongelukkigen naakt en klappertandend laat! In de provinciën is alles nog erger, dan te Parijs. In een dagblad van Amiens lezen wij het navolgende: Er is een mensch, van honger gestorven, dood gevonden op de trappen van het Bisschoppelijk paleis. De ellendige stak de handen smeekend uit naar eenen Vorst der Kerke; naar eenen man van vrede en barmhartigheid, die het weldoen predikt en het behoort te oefenen; naar eenen dienaar van Hem, wiens liefdadigheid onbegrensd was; - hij vroeg om eenen penning aan den Priester, die misschien honderd malen der Gemeente de gelijkenis van Lazarus en den Rijke predikte! - De man deed wèl: niet alleen is weldadigheid de eerste pligt der Bisschoppen; maar het budget bedeelt | |
[pagina 107]
| |
hen zoo rijk, dat zij alle ruimte hebben, om te voldoen aan de praal en de weelde der Kerke zoo wel, als aan de vereischten van hunnen stand; het gouden kruis, de schitterende staf, de zijde en het purper van hun gewaad behoeven hen geenszins te beperken in het uitreiken van ruime aalmoezen; zij zijn rijk, en, ondanks de voraeringen der Jezuiten zoo wel, als het onderhoud hunner equipaadje, rest hun nog overvloed voor de ellende. - Wij willen gelooven, dat, zoo de arme man gehoord ware geworden, men niet geaarzeld zoude hebben in het verleenen van onderstand: maar de poorten van het Bisschoppelijk paleis zijn van koper; het gekerm van den stervende drong er niet door! Monseigneur heeft gewisselijk niet geweten, dat een mensch van honger verging op zijnen gewijden drempel, en - er is een mensch van honger gestorven op den drempel eens Bisschops!’... Noem nu de Groote Natie klein!
Wat zijn haar zeden engelrein!Ga naar voetnoot(*)
Wat is haar menschenliefde groot!
Hoe rust er de arme in Abram's schoot!
Wat is haar Wereldtaal, zoo teêr,
(Ach, keerde ze eens tot ons nog weêr!)
Niet lavend voor die honger lijdt
En sterft, haar charité ten spijt!
Wat is haar Wetboek een juweel!
(Wèl ons, wie 't mede viel ten deel!)
Wat zijn haar Priesters vroom en mild!
Hoe lieflijk is 't Jezuitengild!
Wat is het Onderwijs verlicht,
Dat door het kwade 't goede sticht,
En zóó het volk tot weldoen spoort,
Dat het aan 's Bisschops eigen poort,
Waar 't, ach! een' mensch verhongren zag,
Dien pligt op 't treffendst leeren mag! -
Zeg, Nederlander! rijk of arm,
Wordt gij bij dit tafreel niet warm?...
j.w. ijntema.
|
|