waar zijn, dat men een geleerde mag genoemd worden, ook zonder de kennis der oude talen te bezitten. Wij willen dit niet beslissen; maar zeker volgt het niet uit deze praemisse: ‘La connaissance du latin et du grec ne constitue plus un savant.’
Vervolgens zegt de schrijver: ‘Ce n'est plus en latin qu'écrivent les laplace, les humbold, les davy, les monge, chladny, young, herschel etc.’ Dit had hij toch wel eens eerst aan son ami quetelet mogen vragen. Wij zouden even ligt een' stroom van namen kunnen uitstorten: C'est en latin qu'écrivent; maar waartoe zou het dienen? Hier intusschen voegen wij de titels van eenige Latijnsche werken van van humboldt nevens:
Florae Fribergensis specimen; accedunt Aphorismi ex doctrina physiologiae chemicae plantarum. Berolini 1793. 4o.
Plantae Aequinoctiales per regnum Mexici cet. Tom. II. fol.
Monographia Melastomacearum, Tom. II. fol.
Nova genera et species plantarum in peregrinatione ad plagam aequinoctialem collectarum, Tom. III. fol.
De distributione geographica plantarum secundum coeli temperiem et altitudinem montium. Lutetiae Parisior. 1817. 8o.
Dat men eene historische reisbeschrijving (relation historique) in eene levende taal schrijft, is zeer natuurlijk. Zulks geschiedde reeds vóór meer dan ééne eeuw.
Wij voegen hier nog bij, dat in Frankrijk, waar men meer dan elders het gebruik der Latijnsche taal in de wetenschappen verwaarloost, echter thans nog door het Fransche Instituut voor de prijsverhandelingen in de natuurkundige wetenschappen antwoorden in het Fransch of in het Latijn verlangd worden. (Bullet. des Sc. natur. Juin, 1829.)
J.v.d.H.
Leiden, Dec. 1829.