geestelijke, en de plaats der bijeenkomst was de Akademiestad zelve. Doch alleen het laatste gaf, onzes achtens, een zuiver voordeel; waarvan de redenaar dan ook niet verzuimd heeft een vlijtig gebruik te maken. Want, de jeugdiger leeftijd der feestgenooten alhier moge hen misschien talrijker hebben doen opkomen en, bij maaltijd en allerlei vreugdebedrijf, met meer genoegen doen volhouden; dezelve moge alverder, in eenstemmigheid met de jaren en het openbaar karakter van den aanvoerder, een luchtiger, vrolijker tint aan alles hebben gegeven: wij missen daarentegen dat belangwekkende, plegtige, roerende, 't welk juist de eerwaardigheid der vergadering en de eerwaardigheid des sprekers aan het Haagsche feest bijzetteden.
Dit zij echter niet gezegd, om eenige blaam op de aangekondigde redevoering of de gelegenheid, bij welke zij gehouden werd, te werpen. Integendeel moeten wij bekennen, dat de Heer lulofs zijne taak allergelukkigst volvoerd heeft. Wil men het onderwerp, door hem behandeld, kennen; zie hier 's mans woorden: ‘Gewis, oude Akademievrienden! mijn mond is slechts de tolk van het innerlijk gevoel uwer zielen, als ik zeg, dat wij deze onze onvergetelijke vereeniging met gewaarwordingen vieren van dankbaarheid, van vreugde, van vernieuwde vriendschap, van ernst en nadenken, van zachten weedom.’ Gewis, zeer gepast! En is de poging, om eene zekere luchtigheid aan het tafereel mede te deelen, ook niet altijd naar den smaak van steller dezes; hier geldt misschien het woord: de gustibus non disputandum (elk zijn smaak), meer nog dan elders. Wij verheugen ons, dat het feest zoo wèl is afgeloopen, en maken den uitgever ons compliment over de netheid bij spoed in de uitvoering, vooral ook ten aanzien der facsimiles van de naamteekeningen, wél niet in den handel, maar ons toch onder de oogen gebragt.
En dit zij genoeg in eenen tijd, die zoo weinig stemt om aan feesten te denken (welke treurige stemming dan ook wel het hare tot den minder opgewekten indruk, bij de lezing dezer Feestrede, mag hebben toegebragt); of liever, die ons, bij het terugzigt op de aangename rust, nog zoo pas genoten, en zoo baldadig en ondankbaar door 's Konings meest begunstigde onderdanen (wij zeggen het zonder eenigen wrok) gestoord, des te smartelijker gevoel inboezemt.